De nieuwe variant van de groene perzikluis, die ruim twee jaar geleden opdook in de paprikateelt, vraagt nog steeds volle aandacht van telers. De variant heeft meer resistentie tegen diverse chemische middelen, waardoor extra inzet van biologische middelen, hygiëne en vroegtijdig scouten nodig zijn. “Er is afgelopen seizoen veel geleerd over een effectieve bestrijding, maar het blijft een uitdaging”, volgens technisch consultant Lisa Broekhuizen.

Naar schatting kreeg de helft van de Nederlandse paprikateelt vanaf einde teeltseizoen 2021 zeer veel moeite met de bestrijding van de groene perzikluis. Het probleem doemde vrij plotseling op, en ook meteen door heel Nederland. Het ging om een nieuwe variant die vanwege opgebouwde resistentie nauwelijks uit de kas bleek te weren. Het steeds krappere middelenpakket lijkt de oorzaak. Het probleem raakte afgelopen seizoen wat van de radar, maar is nog niet weg. Technisch consultant Lisa Broekhuizen van Koppert geeft een update.

In hoeverre is hier nu echt sprake van een nieuwe variant?

“Deze variant vertoont meer resistentie tegen diverse chemische gewasbeschermingsmiddelen, maar niet in die mate dat de claim resistent gemaakt mag worden. Verder blijkt uit ons interne onderzoek slechts één significant verschil in eigenschappen, dat is de snellere voortplanting. Deze luis reproduceert ongeveer twee keer zo snel. Verder is er aan het uiterlijk geen verschil te zien.”

Hebben paprikatelers deze luis nu beter onder controle?

“Het voordeel van een probleem is dat telers er heel erg alert op worden. Het heeft afgelopen seizoen best geloond om goed te scouten. Veel telers zaten er bovenop en ondernamen snel actie. Bedrijven die niet voldoende scouten liepen een grote kans om sneller in de vettigheid te lopen. Hier en daar zijn wasstraten ingezet om de paprika’s schoon te maken.”

Welke actie werkt het beste?

“Het gaat om een combinatie van eerst lokaal chemisch ingrijpen en daarna meteen volle bak biologie inzetten. Telers die dit consequent deden hielden de plaag over het algemeen onder controle. Wie nu in de nieuwe teelt een luisje vindt kan het beste lokaal de betreffende planten spuiten en dan overgaan op biologische bestrijders. Maar het grootste risico speelt aan het einde van de teelt. Bij het opruimen van het oude gewas bestaat het gevaar dat er nog luizen achterblijven. We hameren dus ook op hygiëne bij de teeltwisseling.”

Zijn er straks nog wel middelen beschikbaar tegen deze variant?

“Op dat punt liggen er nog behoorlijk wat uitdagingen richting 2030. Maar biologische insecticiden zoals NeemAzal, die werken op basis van de werkzame stof azadirachtine, zijn en blijven beschikbaar en helpen goed. Daarna meteen met biologie starten is een effectief een-tweetje. Het is ook heel zinvol om bij het spuiten de schimmel Mycotal mee te doseren. Dat is een goede combinatie, want het insecticide werkt vertragend, en de schimmel afdodend.”

Jullie spraken eerder over een bredere inzetstrategie met meer bestrijders?

“Dat klopt. We hebben naar aanleiding van dit probleem onze inzetstrategie onder de loep genomen en verfijnd. We adviseren nu naast de inzet van sluipwesp en galmug ook gaasvlieg, zweefvlieg en lieveheersbeestje. Maar timing is belangrijk. In het vroege voorjaar is het vooral zinvol om de sluipwesp Aphidius matricariae in te zetten, die komt eerder op gang. Zodra de daglengte twaalf uur bereikt, kun je het pakket verbreden. Eerder heeft het geen effect, want dan gaan de beestjes in diapauze.”

Zijn er verder nog aandachtspunten?

“De uitdaging blijft vooral aan einde teelt met een heel voldragen gewas om de plant overal goed te raken bij het spuiten. Vooral de onderkant van de bladeren, waar de luizen wegkruipen. Let er ook op dat de spuitapparatuur, de doppen en de spuitdruk op orde is. Wij benoemen dit in ons advies, maar het is de verantwoordelijkheid van de teler. Als we daar mee doorgaan, komen we best wel heel ver.”

Tekst: Koen van Wijk