Na zes jaar pionieren durft Wilco Hofman van LS Santini (voorheen kwekerij de Landscheiding) steeds meer te vertrouwen op de natuur. Jaren waarin hij essentiële kennis opdeed van plantfysiologische processen, bodemchemie en bodembiologie, waarmee hij niet was opgevoed. Het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen is nu tot een minimum beperkt.

Wilco Hofman komt vanuit de met LED-lampen verlichte kas naar voren lopen. Op de achtergrond gaat het oogsten van santini’s in rap tempo door. De uitdaging deze winter is volgens de Bleiswijkse teler de klimaatregeling. Om energie te besparen, is het bedrijf volledig overgegaan op LED-belichting. Daarnaast zijn er luchtontvochtigers aangeschaft. “Wij verwachten hier veel van”, aldus de ondernemer, maar ik moet er natuurlijk nog wel mee leren werken.”
Tot zover niets nieuws onder de zon. De hele sector anticipeert immers op de veranderingen in de energiemarkt. Waar de teler zich wel in onderscheidt, is zijn visie op kunstmest en gewasbescherming. Een goede naam hiervoor is volgens hem: natuur-inclusief telen. “Weerbaar telen is te veel een containerbegrip geworden”, vindt de teler. “Het gaat hier niet over toepassing van groene middeltjes om ziekten te voorkomen, maar over vertrouwen in de werking van de natuur.” Maar dat inzicht, geeft hij toe, heeft hij zelf ook pas later gekregen.

Wake-up call

Dat is ook de reden waarom hij het proces dat hij doorliep liever chronologisch uit de doeken doet. Het is 2017 als op de huurtuin in ’s-Gravenzande een probleem optreedt met wortellesie-aaltjes. “Na de eerste toepassing van een biologisch middel en de beoordeling van de werking keken we naar een aaltjesmonster dat was genomen. Ik keek naar de afname van de lesie-aaltjes, maar de leverancier wees me erop om te kijken naar de toename van gunstige aaltjes. Dat is veel belangrijker voor het evenwicht. Dat was eigenlijk mijn wake-up call.”
Sindsdien probeert Hofman te kijken naar het hele plaatje. Daarvoor zette hij, na enige tijd weliswaar, vaste waardes overboord. “Met stomen, fungiciden in de grond pompen en slechte groei repareren met kunstmest, raken we verder van huis. Het probleem is dat we nooit iets anders hebben geleerd.”

Bodem verbeteren

In de periode vóór 2017 werd er een keer per drie jaar een grote hoeveelheid houtcompost (6 cm) door de grond gewerkt. De grond werd jaarlijks gespit en gestoomd en voor iedere teelt intensief met de tractor gefreesd. Na die tijd verlegde hij de focus meer naar een regelmatige structuuropbouw van de bodem, het huis voor het bodemleven. “Regelmatig kleine beetjes geven, dat is natuurlijk onderhoud. We gingen voor elke teelt uit een dun laagje compost strooien. Toen deden we dat met een mengsel van potgrond en kokos dat we bij lelietelers weghaalden.”
Ook zette hij meer natuurlijke meststoffen in (beendermeel, gesteentemeel, bloedmeel) en minder kunstmest. Daarnaast paste hij stimulerende middelen toe als aminozuren en huminezuren die voeding kunnen bufferen. Om de bodem een extra boost te geven, strooide hij wormenhumus.

Plantsapanalyses

Al snel ontstond de behoefte aan meer informatie en Hofman schakelde over naar plantsapanalyses.  “Wat in de plant zit, is het belangrijkst. Dan weet je of hij alles kan opnemen”, onderbouwt hij deze keuze. Zijn kennis over chemische processen groeide naarmate hij meer analyses bestudeerde. Zo weet hij nu ook dat stikstof in de vorm van nitraat door de plant lastig om te zetten is in eiwitten. “Dat kost de plant veel energie. Daarnaast maakt een overdaad aan stikstof de plant aantrekkelijker voor insecten.” Zo zijn er volgens hem meer voorbeelden van ongewenste effecten van chemie op natuurlijke weerbaarheid.
Voor de insectenbestrijding schakelde hij in 2018 over van chemische naar geïntegreerde biologische gewasbescherming. De keuze is gemaakt om dit meteen jaarrond te gaan doen. De meeste biologische bestrijders verblaast hij over het gewas. Aan de hand van de tellingen op de vangplaten wordt er eventueel met ‘lichte’ chemie bijgestuurd. Nogmaals noemt de teler de relatie tussen de plantsapanalyses en de insectendruk.
Voor dit jaar heeft hij het plan opgevat om bankerplanten in te zetten, zowel in als om de kas. Deze planten lokken natuurlijke vijanden uit de omgeving en bieden een plaats voor vermeerdering.

Minimale bodembewerking

De laatste jaren staan in het teken van het verder opbouwen van bodemleven. Frezen verstoort de opgebouwde biologie van het bodemleven. “Dat was een opvallende conclusie na een proef met acht verschillende middeltjes tegen wortelknobbelaaltje. Deze werkten alle acht niet. Maar toen we de proef de volgende teelt nog eens uitvoerden zonder te frezen maar alleen te harken, stond de gehele proef er beter op dan het veld er omheen. Dat had niets met de middelen te maken, maar is toe te rekenen aan een rijker bodemleven.”
Bij LS Santini wordt nu een minimale grondbewerking uitgevoerd. Er staat een tweewielige rotorkopeg op het middenpad. “Deze roert heel rustig door de bovenste 2 cm van de grond, vergelijk dat met het harken. Zo hanteren we een principe van niet kerende grondbewerking.”  Daarna wordt er een mulchlaagje compost over gestrooid, hier wordt vervolgens op geplant. Het resultaat is volgens Hofman zichtbaar in de vorm van meer schimmels, wormen en insectjes. De tweewielige spitmachine wordt alleen gebruikt wanneer het echt nodig is. “Het is een licht apparaat. We rijden er heel rustig mee en spitten met een laag toerental.”

Eigen compost

Het mulchlaagje is tegenwoordig gemaakt van ons eigen organisch afval. De santini’s worden immers met kluit geoogst en bij het bossen worden de gewasresten met aanhangende grond afgevoerd. In eerste instantie koos Hofman voor bokashi. “Ik ging er vanuit dat composteren te lang zou duren, minstens een half jaar. Bij het maken van bokashi worden gewasresten bij zuurstofloze omstandigheden gefermenteerd. Dat proces is korter.” Hij liet vier betonnen sleufsilo’s plaatsen aan de voorkant van het bedrijf en kocht een shovel voor het inrijden en aandrukken. Maar over de zelfbereide bokashi was hij niet tevreden. “Er zat te veel grond in en te weinig groene delen, daardoor hielden we te veel zuurstof in het proces. Het gevolg was dat het materiaal nog schadelijke organismen bevatte.”
Vanaf dat moment ging de teler toch composteren, weliswaar op zijn eigen manier. “In de eerste weken is er een hittefase waarbij ziektekiemen en onkruidzaden worden gedood. Als de temperatuur boven de 55 graden komt en het houdt een aantal dagen aan, is het materiaal veilig te gebruiken. We hebben nu binnen drie weken perfecte compost. Voordat de compost de kas ingereden wordt mengen we er 30 procent houtcompost bij. Het hout trekt voornamelijk schimmels aan.”

Te weinig schimmels in bodem

Schimmels zijn volgens de teler de eerste verteerders van organisch materiaal, daarna volgen bacteriën. Hij heeft geleerd dat veel teeltbodems bacteriedominant zijn en te weinig schimmels bevatten. “Eenmaal genoeg schimmels kunnen we de fungiciden ook achterwege laten”, is nu zijn overtuiging.
Hofman maakt er geen geheim van dat hij het aandurft, gecontroleerd natuurlijk, om kunstmest achterwege te laten. Hij refereert aan het zelfvoedend vermogen van de plant. “Plantenwortels zorgen zelf ook voor koolstof, aminozuren en eiwitten in de bodem door de exudaten die zij afscheiden. Veel gangbare kunstmeststoffen zitten dit proces in de weg.”

Tekst en beeld: Marga van der Meer