De teelt van strelitzia’s gaat steeds meer de biologische kant op nu Barry en Roland Duijvesteijn de wolluis in hun kas goed kunnen bestrijden met Cryptolaemus montrouzieri. Deze kleine roofkever, een uit Australië inheems lieveheersbeestje, blijkt goed aan te slaan in het meerjarige gewas.

De broers passen op hun kwekerij Holland Strelitzia in Zevenhuizen al zoveel mogelijk biologische bestrijding toe, ter bestrijding van spint en luis. Wolluis bleek echter een lastige plaag, waarbij de insecten zich diep in het gewas verborgen houden. Anderhalf jaar geleden besloten ze bij wijze van proef in één afdeling 400 kevers uit te zetten. Barry: “We gaven het eigenlijk geen kans, want de beestjes waren vrijwel direct verdwenen. Wat schetst onze verbazing toen we in juni overal larven en kevers aantroffen.”

10.000 kevers uitzetten

Vorige winter was de afdeling wolluisvrij. Daarop besloten de broers – in samenspraak met leverancier Benfried – om in februari 10.000 kevers uit te zetten, verspreid over alle afdelingen. De wolluisdruk was op dat moment laag. Inmiddels zijn alle plaagdieren vakkundig opgespoord en opgepeuzeld. De strelitziatelers concluderen dat zij één van de eerste sierteeltbedrijven zijn waarbij het lukt om volledig geïntegreerd te bestrijden.

Vraaggestuurd produceren

Cryptolaemus is een warmteminnende kever, die onder 20°C minder actief is. Bij 16°C gaat het insect in rust. Larven en kevers voeden zich met wolluizen, maar als die niet voorhanden zijn eten ze blad- en schildluizen. Ze leggen eitjes in wolluiskolonies. Het is bijzonder dat deze bestrijders het zo goed doen in het strelitziagewas, want de telers produceren vooral vraag gestuurd. Op momenten dat er minder vraag is naar bloemen passen zij de ruimtetemperatuur naar beneden aan, zodat er minder bloemen rijp worden. De temperatuur daalt daarbij onder het optimum, maar de insecten laten zich daardoor niet intimideren.

Tekst: Pieternel van Velden