Het onder controle houden van witte vlieg is al jarenlang een uitdaging voor Theo van Neerven van Neervenplant in Helenaveen. Na diverse strategieën te hebben getest, bleek een combinatie van biologische bestrijders en een ruimtebehandeling met BotaniGard dé oplossing.
‘Iets doen wat anderen niet doen’. Dat was voor de teler en zijn vrouw Lida de drijfveer om in 1997 aan de slag te gaan met de teelt van terras- en serreplanten. Tot die tijd teelde de ondernemer tomaten en aubergines. Vandaag de dag is de teler, wiens bedrijf 1,2 ha telt, gespecialiseerd in de teelt van mandevilla’s. Daarnaast bestaat het assortiment uit Cyperus papyrus, Jathropha integerimma en Plumbago auriculata. “We experimenteren al jarenlang met de inzet van biologische bestrijders”, vertelt Theo van Neerven. “Het aantal beschikbare gewasbeschermingsmiddelen loopt immers steeds verder terug. Bijkomend probleem is dat de bladeren van de mandevilla’s een waslaag hebben, waardoor middelen niet of nauwelijks in het gewas doordringen.”
Stimulans biologische bestrijders
Ook de inzet van biologische bestrijders verliep niet meteen vlekkeloos. “We kwamen er al snel achter waarom: de mandevillaplant bleek giftig, waardoor het lastig was om de populatie sluipwespen en roofmijten en -wantsen op peil te houden.”
In samenspraak met Bart Joosten van toeleverancier Mertens wist Van Neerven de afgelopen jaren toch een strategie te ontwikkelen om witte vlieg – het grootste probleem in de mandevillateelt – onder controle te houden. “We hebben bankerplanten tussen het gewas geplaatst, wat de ontwikkeling van de roofwants Macrolophus pygmaeus een stimulans gaf”, zegt Joosten. “Ook zijn we de roofmijten gaan bijvoeren met stuifmeel. Daarnaast experimenteerden we met diverse soorten roofmijten. Amblyseius swirskii en Amblydromalus limonicus bleken het meest effectief.”
Ruimtebehandeling
Treft Van Neerven toch een witte vlieg aan of wordt de plaagdruk te hoog, dan zet hij sinds enkele jaren ook BotaniGard in. Dit is meestal aan de orde in het najaar. “Onze teelt start in de zomer”, vertelt hij. “Vanaf het moment dat de luchtvochtigheid boven de tachtig procent komt, zetten we – indien nodig – BotaniGard vloeibaar in. We willen zo schoon mogelijk de winter in.”
De teler voert een ruimtebehandeling uit met behulp van LVM. Het uitvoeren van een reguliere bespuiting is volgens hem geen optie. “Met spuiten kom je niet bij de onderste bladeren van de plant, terwijl daar vaak de meeste larven zitten. Op internet las ik dat positieve effecten werden bereikt met LVM-en bij een hoge luchtvochtigheid. Dat blijkt inderdaad het geval. We blijven de behandeling gedurende zes weken herhalen. Dat is belangrijk, aangezien de vliegen weer nieuwe eitjes leggen.”
Adviseur Lianne van Wijk van Certis geeft aan dat een ruimtebehandeling een goede toepassingstechniek kan zijn om de sporen op de vliegen te krijgen. “Voor een optimale toepassing van BotaniGard is het belangrijk dat de sporen meteen bij het toedienen op het insect komen.”
Succesvolle combi
Volgens Van Wijk is het algemene advies om het middel in te zetten bij temperaturen boven de 15°C, maar dat het optimum bij een hogere temperatuur ligt. “Een temperatuur van 15°C wordt niet altijd gehaald”, erkent Joosten. “Maar met een hoge luchtvochtigheid heb je al veel gewonnen; de waterdruppels zijn immers de dragers van de sporen.”
Met de geschetste strategie kan Van Neerven de populatie witte vliegen goed onder controle houden. Maar hij benadrukt dat hij het met alleen BotaniGard niet zou redden. “Dat middel vermindert vooral de plaagdruk, maar het is geen soloproduct. Dit middel geeft de biologische bestrijders een steuntje in de rug. Kortom: het is de combi die garant staat voor succes.”