Met het ontwikkelen van aardwarmteprojecten is veel geld gemoeid. Afhankelijk van de precieze aard, omvang en tussentijdse tegenvallers vergt het realiseren van een geothermiebedrijf met bijbehorende infrastructuur al gauw 15 tot meer dan 20 miljoen euro. Desondanks lijkt het weinig moeite te kosten om de projectfinanciering rond te breien. Telers, banken, overheden én beleggingsfondsen zien er wel brood in.
Het eerste aan glastuinbouw gekoppelde aardwarmteproject in Nederland werd in 2008 operationeel. Inmiddels draaien er veertien projecten. “Op twee projecten na zijn wij als kredietverstrekker bij alle aardwarmteprojecten betrokken”, zegt specialist projectfinanciering Ivan Das van Rabobank Nederland. “Mijn eigen betrokkenheid houdt na de realisatie op, maar van collega’s begrijp ik dat de geothermiebedrijven over het algemeen goed renderen. Dat kan de toegenomen belangstelling van andere kapitaalverschaffers mede verklaren.”
De lage aardgasprijzen drukken het tempo waarin nieuwe projecten worden geïnitieerd, vindt de financieringsdeskundige. Desondanks rekent hij op een gestage verdere uitrol. “Tot nu toe wordt geothermie gedragen door de glastuinbouw”, merkt hij op. “Dat geldt ook voor de lopende nieuwe projecten. Wij zien nu dat ook gemeenten, woningbouwcorporaties en de industrie plannen ontwikkelen. Dat is goed, want een breder draagvlak zet meer vaart achter de doorontwikkeling van deze duurzame technologie en dat helpt om de kosten te drukken.”
Risicodragend vermogen
Naast de beschikbare investeringssubsidies (UKR, EFRO, in het verleden MEI), de SDE+ exploitatiesubsidie en een bancaire lening, dienen de initiatiefnemers een flink aandeel risicodragend eigen vermogen in te brengen. Rabobank – en dat geldt waarschijnlijk voor alle banken – houdt hiervoor een ondergrens aan van 30% van de totale projectsom, inclusief een reserve om onverhoopte tegenvallers te kunnen opvangen. Daarnaast dient de bank vertrouwen te hebben in het businessplan én in de continuïteit van de deelnemende bedrijven.
“Gegeven het totale investeringsbedrag van gemiddeld 15 tot 20 miljoen euro gaat het al snel om 5 à 6 miljoen euro of meer aan eigen vermogen”, zegt Das. Dat is vaak niet volledig op te brengen door de participerende telers. De meeste bedrijven hebben daarvoor nog te weinig vet op de botten.
Investeringsfondsen
Er zijn echter meer partijen die bereid zijn om in kansrijke duurzame energieprojecten te investeren. Een partij die daarbij in het oog springt, is het duurzame beleggingsfonds Meewind.
“Via ons fonds Regionaal Duurzaam 1 investeren particuliere beleggers in duurzame energieprojecten, zoals warmte/koudeopslag, groen gas, kleinschalige windparken en geothermie”, vertelt fondsmanager Johan Swager. “Op dit moment nemen wij deel in drie gerealiseerde of bijna gerealiseerde projecten: Californië, Vierpolders en Vogelaer. Daarnaast zijn we betrokken bij drie projecten die vanaf 2017 van de grond moeten komen. Dat zijn Wayland in Bergschenhoek, GeoPower Oudcamp in Maasland en Aardwarmte Combinatie Luttelgeest. Per project dragen we 1 tot 3 miljoen euro bij in de vorm van een achtergestelde lening. Voor onze investeerders gaan wij uit van een gemiddeld rendement van 4 tot 6% per jaar over alle duurzame energieprojecten.”
Swager zegt zeer gecharmeerd te zijn van de ondernemerscultuur in de glastuinbouw. “Tuinders zijn pragmatische doeners en gewend om problemen snel op te lossen. Wat de glastuinbouw voor geothermie ook aantrekkelijk maakt, is het nagenoeg ontbreken van omgevingshinder. In een stedelijke omgeving kan dat echt remmend werken.”
Volwassen
De fondsmanager stelt vast dat geothermie in Nederland volwassen begint te worden. Er is inmiddels kennis en ervaring opgebouwd en dat schept vertrouwen. “Dat zie je terug in de bereidheid om dergelijke projecten te financieren”, meent hij. “Niet alleen bij ons en bij de Rabobank, maar ook bij andere banken en overheden. Het zou me niet verbazen als er de komende vijf tot zes jaar nog eens twintig projecten van de grond komen.”
Zie ook het artikel ‘Aantal geothermieprojecten in de glastuinbouw breidt gestaag uit’.
Tekst en foto’s: Jan van Staalduinen.