Snijgroen telen, trekken en bossen, het is bijna ambachtelijk werk, waar de gebroeders van Dijk van HPK in ‘s-Gravenzande al een halve eeuw in thuis zijn. Hun asparagus takken zijn befaamd bij de kopers aan bloemenveiling FloraHolland in Naaldwijk en vinden zelfs hun weg naar het Koninklijk Huis.
Een kruip-door-sluip-door laantje zoals ze alleen diep in het Westland zijn te vinden. Tussen ‘s-Gravenzande en Naaldwijk staat de kas van de gebroeders Van Dijk. Zij telen hier op 12.000 m² snijgroen van Asparagus umbellatus, Asparagus setaceus en Asparagus cwebe in de vollegrond.
De broers zijn bijna in het snijgroen geboren. “Vanaf mijn achtste hielp ik mijn vader al met bossen, hij heeft de snijgroenteelt nog geleerd van Jan Enthoven, de toenmalige veilingvoorzitter”, vertelt Hennie (63) die samen met Peter (60) en Kees (66) Kwekerij HPK runt.
De drie volgden hun vader op met het aanneemwerk in de teelt en oogst voor andere telers. “We zijn gestart als agrarisch loonbedrijf. Na een jaar of twintig dachten we, dat kunnen wij toch zelf ook, met al onze ervaring. In 1993 hebben we een tuin gekocht in Sion in Rijswijk, met hulp van de bank”, aldus Hennie, die het verhaal doet.
Elf jaar geleden moesten ze wijken voor woningbouw en streken ze neer op de huidige stek aan de Dijckerwaal. Eerder gingen op deze plek vier tuinders failliet. Van Dijk: “Dat kwam door de slechte grond werd ons verteld, die was te zuur. We hebben eerst 1,5 ton geïnvesteerd in de bodem. Er is potgrond opgebracht en vermengd met koeienstront, daarna is de grond vier keer losgetrokken en gefreesd en gestoomd. Toen hadden we het.”
Takjes trekken
De kas staat vol met asparagus, een fijnvertakt struikplantje met naaldachtige blaadjes dat zich in vele tinten groen kan vertonen. Op sommige plekken kleuren de takken gelig. “Dat komt door de grond, vanwege de vele kweldruk is het hier en daar toch te nat”, verklaart de middelste broer. “Snijgroen groeit snel, we snijden of trekken wat rijp is en na twee maanden zijn we de kas door. Dan beginnen we van voren af aan. Dit seizoen hebben we zelfs al zes keer geoogst.”
De Asparagus umbellatus wordt gesneden, maar bij de setaceus en de cwebe trekken de telers de rijpe takjes eruit. Dat is een kunst die maar weinigen nog zo goed verstaan als de Westlandse broers. Broer Peter zit op zijn knieën tussen de bedden en selecteert de mooi uitgegroeide, gevederde takjes – de veren – ertussen uit.
“Als je dit niet zorgvuldig doet, dan trek je de plant met wortel en al uit de grond. Wij zorgen ervoor dat we over twee maanden ook weer kunnen oogsten. Diep poten is hierbij belangrijk”, legt Peter uit. De broers sorteren de geoogste takken op een grote werktafel in de schuur. Twee bosjes van 50 takken vormen samen een pak. Verpakt in containers brengt Hennie het product aan het eind van de middag naar de veiling.
Toppen
Niet alleen de oogst, ook het gewasonderhoud is bewerkelijk. “We toppen de asparagus wekelijks, anders worden de takjes te lang en gaan ze in elkaar klitten. In het najaar, richting de kerst, trekken we de planten helemaal kaal. Daarna krijgen ze weer de ruimte om opnieuw uit te lopen, anders verstikt het gewas.”
Als het voorjaar aanbreekt en de pennen weer opkomen is het echt genieten in de kas, vindt Van Dijk. “Prachtig, die jonge, lichtgroene takken”, zegt hij enthousiast.
Tegen de kerst is het druk en dan zijn de afnemers minder kritisch op de kwaliteit. “Ze willen dan alles hebben, want de takken worden dan geverfd voor kerstdecoratie. Als teler word ik er niet erg blij van, maar het is een hele goede markt voor ons. Wel blijven we gewoon de kwaliteit leveren die we gewend zijn.”
Koninklijk Huis
Over de prijzen hebben ze de afgelopen drie jaar niet te klagen gehad. De vraag is tamelijk stabiel, maar het aanbod van het bewerkelijke product is geleidelijk afgenomen. “We zijn de laatste der Mohikanen die dit zelf allemaal doen, zonder personeel. We hebben aan de veiling een aardige naam opgebouwd natuurlijk. Als er te weinig snijgroen voor de klok staat, bellen ze ons.”
Niet zonder trots: “Ons groen komt zelfs bij het Koninklijk Huis terecht. Bij gelegenheden zoals trouwerijen en begrafenissen horen versieringen met witte anjers en snijgroen, dat schrijft het protocol voor”, weet de snijgroenteler.
Kosten beperken
In hun oudere kas weten de broers de kosten laag te houden. De verwarming gaat ‘s winters niet hoger dan 15 graden. Het schermdoek bedienen ze met de hand, maar ligt meestal dicht om bladverbranding te voorkomen. Om die reden wordt het dek jaarlijks in april gekrijt en in de zomer nog een keer ‘gespetterd’. “Vroeger stookten we nog tot 19 graden, maar met inzet van een paar ventilatoren die de warme lucht goed circuleren lukt het ook. Dat scheelt enorm in de energiekosten”, aldus Van Dijk.
Ook voor gewasbeschermingsmiddelen betalen ze niet de hoofdprijs. “De plaag- en ziektedruk is beperkt in deze teelt. Met droog en warm weer kun je spint en luis hebben. Het grootste probleem is nog wolluis in de cwebe, die valt moeilijk te bestrijden omdat het beste middel daartegen is verboden.”
Broer Peter, de teeltman, strooit na het oogsten meestal gedroogde koemest op het gewas en soms de kunstmestkorrels Nitrophoska 15-15-15 tegen verzuring. Het is op dit bedrijf een voortdurende uitdaging om de pH laag te houden. “Volgens Eurofins, dat de bodemmonsters neemt, doen we dat knap”, zegt Van Dijk.
De schaarste aan gietwater, wat in het Westland een punt van zorg is, gaat aan de broers voorbij. Met drie opvangsilo’s achter de kas hebben de broers meer dan genoeg aan de eigen hemelwateropvang.
Toekomst
Het drietal komt op leeftijd, bovendien kampen ze alle drie met gezondheidsklachten. “We doen daarom alles op eigen tempo. Jagen en lange dagen maken is er niet meer bij. Als we ons een paar uur druk maken, dan staat alles om vier uur klaar voor transport naar de veiling.”
In de nabije toekomst zullen ze moeten investeren, onder meer in een nieuw energiescherm, blikt Van Dijk vooruit. “We gaan rustig door. Mogelijk zetten we over een paar jaar de ketel uit en gaan we alleen door met de kerstafzet. Dan zien we wel wat we op een lager pitje nog aankunnen.”
Tekst en beeld: Koen van Wijk