De familie Van den Bos was van oudsher gespecialiseerd in snijfreesia’s. Zeven jaar geleden startten ze met het telen van Dendrobium nobile in een naast het bedrijf gelegen gerenoveerde tomatenkas. En vanaf het komende jaar komt er een extra kas met potcymbidiums bij. Het is de bedoeling dat de teler stap voor stap omschakelt naar ‘exclusieve’ orchideeën. Sinds dit jaar is de gewasbescherming geïntegreerd. Klanten vragen erom. Dat brengt wel met zich mee dat er nieuwe plagen bij komen, zoals wolluis.

Bos Orchids & Flowers in Poeldijk is in totaal 6,8 ha groot. Daarvan wordt nu al een kleine 2 ha benut voor de teelt van Dendrobium nobile. Een epifytische orchidee, die van oorsprong uit Azië komt. In Nederland zijn er maar drie telers van deze bijzondere plant, die in bijna elke oksel bloemen draagt. De wekelijkse productie bedraagt gemiddeld bij Bos 18.000 stuks.
Nu is ruim 80% van de planten wit. Hoofdras is de ‘Apollon’. “Daarnaast hebben we wat kleurtjes. Op het moment telen we drie rassen onder licentie van een van oorsprong Japanse veredelaar. We zoeken naar gezonde, sterke rassen in meer kleuren. We werken samen met Floricultura om ons assortiment op een hoger niveau te krijgen. Kleuren zijn over het algemeen gevoeliger voor ziekten en plagen. Ze scheiden suikers uit en dat is interessant voor bijvoorbeeld wolluizen”, vertelt junior teeltmanager Jack van Wingerden.

Vier teeltfasen

Floricultura vermeerdert de planten voor Bos via weefselkweek. Wanneer de planten op het bedrijf komen, zijn ze twee jaar oud en drie maal getopt. Daarna duurt het minimaal 45 weken voordat de snelste rassen als bloeiende plant de deur uit gaan.
De teelt is verdeeld over vier fasen: de opkweek, een kortedagfase, de koeling voor de bloemknopinductie en de circa zes weken durende afkweek, waarin de bloemen zich zetten. De planten worden bij ruim 24ºC geteeld. Alleen tijdens de koelfase staan ze overdag bij 18-20ºC en ‘s nachts bij 14ºC.
Volgend jaar groeit het bedrijf met 1,5 ha en komen er potcymbidiums bij. Ook groeit het dendrobiumareaal ten koste van het areaal freesia. Uiteindelijk willen de broers Teun en Willem van den Bos volledig overschakelen op orchideeën. “Het is hun streven om de beste ‘overige’ orchideeënteler van Nederland én Europa te worden”, zegt de nog jonge teeltmanager, die zich graag op uitdagingen stort.

Nieuwe plagen

Een klein jaar geleden is Bos Orchids gestart met geïntegreerde bestrijding. “Daar zijn twee redenen voor. Het beschikbare chemische pakket aan gewasbeschermingsmiddelen is niet toereikend om de hoofdplaag trips te bestrijden en klanten willen geen planten meer die met de neonicotinoïden Gazelle, Admire of Actara zijn behandeld. Toen we de trips met Actara bestreden, nam het gelijk ‘nevenplagen’ als wolluis mee. Nu we dit middel niet meer gebruiken, maar roofmijten inzetten tegen deze plaag, vormt wolluis wel een probleem in de teelt.”
Wolluizen waren sowieso lastig te bestrijden. De mannetjes kunnen vliegen. De bevruchte vrouwtjes kruipen weg in de bladoksels in de kop van de plant en maken een eipakket dat ze met zich mee nemen in een eizak. Ze beschermen zich met een waterafstotende wollaag. De jongen die uitkomen, de ‘crawlers’, verspreiden zich naar andere planten, waar ze zich tot volwassene ontwikkelen. “Bij ons staan er 50 planten per m², dus de verspreiding gaat aardig snel.”
De wolluizen komen in alle teeltfasen voor. Na de kortedagfase wordt de plant harder en minder vatbaar voor plagen. Ze hebben een voorkeur voor de groeipunten van de plant.

Scouten

Van Wingerden scout twee uur per week in de dendrobiums. Hij controleert de planten voornamelijk in de kop en bij de jonge scheuten op mogelijke aantasting. “Je ziet ze pas als er eenmaal schade is. De ergst aangetaste exemplaren gooien we weg. Dat zijn er hooguit vijfhonderd per jaar. De rest behandelen we met gaasvlieglarven. Wanneer ik een plant met wolluis vind, breek ik de jonge scheuten eruit en markeer ik de planten met een rood bordje, zodat we de plant tijdens de teelt voortdurend in de gaten kunnen houden.”
Hier benut Van Wingerden zijn netwerk. In het informele circuit – bij het voetbal – kwam hij Marvin Koot van Biobest uit De Lier tegen. Samen trekken zij op in de geïntegreerde aanpak op het bedrijf van de broers Van den Bos.

Wolluis in onderzoek

Bestrijding van wolluis is één van de speerpunten van het bedrijf uit De Lier. Er zijn vijf verschillende soorten die overlast geven in de glastuinbouw. Het bedrijf doet al langer onderzoek naar deze plaaginsecten. “Vijftien jaar geleden was het al een probleem in ficus. Met het verdwijnen van middelen en de wens van de afnemers naar ‘schone’ producten neemt de wolluis alleen maar toe. Aanvankelijk hebben we veel met sluipwespen geprobeerd. Die blijken selectief te zijn. Bovendien waren ze bedrijfseconomisch niet interessant voor telers, want je had grote aantallen nodig. De roofkever Cryptolaemus deed het goed. Maar deze kevers zijn erg gevoelig voor chemische producten én het is een kostbaar product”, vertelt gewasbeschermingsadviseur Marcel Verbeek.
Zes à zeven jaar terug kwamen de gaasvlieglarven in beeld. Toen nog tegen bladluizen. Ze bleken het ook goed te doen op wolluis, spint en trips. “We leverden ze toen alleen in verpakkingen van duizend stuks. Door het optimaliseren van de kweekmethode kunnen we ze nu voor een verantwoorde prijs ook leveren in emmers met 10.000 stuks.”

Echte brandblussers

Gaasvlieglarven, Chrysoperla carnea, hebben veel potentie in de aanpak van wolluizen. Verbeek toont een filmpje en enkele foto’s waarop te zien is hoe de larve, die iets wegheeft van een lieveheersbeestlarve met grote kaken, een wolluis aanpakt.
“Het is een fascinerend spektakel hoe hij met zijn scharen de wolluis opeet”, getuigt ook Van Wingerden. “Eigenlijk zijn het nachtdieren, maar je ziet ze toch gelijk de kop van de plant induiken en wolluizen opeten. Als je dat vergelijkt met chemische bestrijding, doen ze veel beter hun werk. Met chemische middelen kun je de wolluizen die zich verstoppen niet raken.”
Verbeek ziet de gaasvlieglarven als echte brandblussers. “Ze zijn vooral bedoeld om curatief mee te werken. We adviseren ze voor een toepassing in haarden.” Omdat de larven zich bijna nooit tot volwassene ontwikkelen gaat Biobest nog verder met onderzoek.

Aanpak in dendrobium

Bos Orchids werkt voorlopig naar volle tevredenheid met het product. Afhankelijk van de aantasting bestelt Van Wingerden een bus met 1.000 stuks of een emmertje van 10.000 stuks. De larven uit het emmertje verdeelt hij over koffiebekertjes die hij op meer plaatsen uitzet. Voor het personeel werkt dit plezierig. Simpelweg uitzetten en geen rekening houden met spuittijden.
Wel merkt de teeltmanager dat de gaasvlieglarven niet alles opeten, maar slechts 90%. “Ze laten als het ware nog iets achter voor hun nakomelingen. Daarom combineren we de biologische bestrijding toch nog met chemie.”

Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn