Problemen met wortelknobbelaaltjes én de wens om verder te verduurzamen vormden voor Westeringh Flowers aanleiding om te investeren in een betere plantweerbaarheid. Dit vergde een totaalaanpak: er werden onder meer maatregelen genomen om de waterkwaliteit te verbeteren én er worden gunstige bacteriën en schimmels meegegeven aan het gietwater om de bodemdiversiteit te verhogen.
Jarenlang was het wortelknobbelaaltje een behoorlijk issue bij Westeringh Flowers in Varik. Op het bedrijf, dat eigendom is van John en Linda van de Westeringh, worden Madiba’s geteeld op een oppervlak van 3,1 ha. “Madiba’s horen tot de productgroep Santini. Deze soort is echter nóg kleinbloemiger dan de gewone Santini”, vertelt bedrijfsleider Pim van der Veen. “Een jaar of acht geleden manifesteerden zich in onze teelt de eerste problemen met het wortelknobbelaaltje. En deze breidden zich gaandeweg steeds verder uit. Het aaltje, dat de wortels van de plant aantast, zorgde onder meer voor achterblijvende groei en een verlate bloei. Al met al was er sprake van een behoorlijke omzetderving.”
Drie keer per jaar stomen
In de strijd tegen het aaltje zette het bedrijf met name in op stomen. Het aantal beschikbare gewasbeschermingsmiddelen tegen het wortelknobbelaaltje is namelijk beperkt, geeft Van der Veen aan. “Daarnaast gaat de inzet van chemie steeds meer ‘in de ban’ bij onze afnemers. En het stomen van de grond was en is weliswaar effectief, maar vreet energie. Dat hakt er kostentechnisch in, zeker met de huidige energieprijzen. Daarbij is dit een arbeidsintensieve klus. Aanvankelijk stoomden we één keer per jaar, maar uiteindelijk moesten we deze klus drie keer per jaar herhalen om het aaltje nog enigszins binnen de perken te houden. Die situatie was verre van wenselijk.”
Nulmeting
De bedrijfsleider zocht daarom naar andere manieren om het aaltjesprobleem te tackelen. Het verbeteren van de plantweerbaarheid, waardoor het gewas minder vatbaar zou worden voor aaltjes, was volgens hem een logische stap. “Tegelijkertijd konden we op deze manier verder vergroenen ofwel verduurzamen op het gebied van chemie, zo was onze gedachte. We waren hier al mee aan de slag gegaan, maar wilden verdere stappen zetten. Het middelenpakket verschraalt immers steeds verder en zoals gezegd wensen afnemers ook een zo duurzaam mogelijk product. En wanneer sprake is van een meer weerbare plant, boek je doorgaans ook een beter resultaat met groene middelen.”
Om te komen tot een strategie voor een betere plantweerbaarheid ging Van der Veen om tafel met enkele specialisten van Royal Brinkman. Zij voerden een nulmeting uit, waarbij de situatie op het bedrijf in kaart werd gebracht. “We hebben alle facetten van het teeltproces onder de loep genomen, een totaal-overview van het bedrijf gemaakt. In het kader daarvan namen we onder meer grond-, blad- en watermonsters”, zegt Maarten Casteleijn, Specialist Plantweerbaarheid bij de toeleverancier.
Meerdere puzzelstukjes
Op basis van de uitkomsten van de nulmeting werden de noodzakelijke stappen bepaald om te komen tot een betere plantweerbaarheid. “Het opstellen van een dergelijk stappenplan is altijd een kwestie van maatwerk. En het is niet één aspect wat moet worden aangepakt, maar het zijn meerdere puzzelstukjes”, aldus René Mondt, Technisch Specialist bij Brinkman.
Het toevoegen van gunstige bacteriën en schimmels aan het gietwater, om zo de goede bodembiologie te stimuleren, vormde een belangrijk aspect in deze totaalaanpak. Concreet worden sinds begin 2022 drie verschillende bacteriepreparaten en één schimmelpreparaat toegevoegd aan het gietwater, met name aan het begin van een nieuwe teeltronde. Deze bacteriën en schimmels vormen gezamenlijk een ‘leger’, dat de strijd aangaat met de ziekteverwekkers. Daarnaast geven de planten suikers en aminozuren af aan deze gunstige bacteriën en schimmels en ‘ruilen’ deze voor bijvoorbeeld kalium- of stikstofmoleculen. “De plant kan in feite aangeven wat hij nodig heeft”, legt Casteleijn uit. “Om de goede bodembiologie extra te ondersteunen voegen we ook nog fermentatieproducten toe aan het gietwater. Deze vormen een belangrijke koolstof- c.q. voedingsbron voor hen.”
Organische voorraadbemesting
Als extra steuntje in de rug voor het bodemleven begon Westeringh Flowers, als aanvulling op de reguliere bemesting, ook met organische voorraadbemesting. Net voor het freezen, voorafgaand aan een nieuwe teelt, wordt een granulaat bestaande uit plantaardige meststoffen gestrooid. Deze meststoffen komen tot honderd dagen na toediening vrij.
Er worden regelmatig monsters genomen om het bodemleven te monitoren. Daaruit blijkt dat de genomen maatregelen effect sorteren. Casteleijn: “We zien een toename van het bodemleven. Daarnaast is het organische stofgehalte gedaald. Dat is positief, want op het bedrijf zat men wat dit betreft al aan de bovengrens. En dan kan deze organische stof niet meer worden omgezet, waardoor de bodem verslempt.”
Betere gietwaterkwaliteit
Naast het verhogen van de bodemdiversiteit was ook het verbeteren van de waterkwaliteit een belangrijk aspect bij de Madiba-telers. “Op dit vlak was het nodige te winnen; we deden nog weinig aan het verbeteren van onze gietwaterkwaliteit”, zegt Van der Veen. “En doordat we de bacteriën en schimmels gingen toevoegen aan ons gietwater, werd het ook belangrijker om de kwaliteit van het inkomende water te verbeteren. Voorheen zetten we namelijk gestabiliseerde waterstofperoxide in om de leidingen schoon te houden. Deze inzet moesten we halveren. Anders leggen de positieve bacteriën en schimmels die we toevoegen aan het gietwater het loodje.”
Afbraak organisch materiaal
Om de kwaliteit van het inkomende water te verbeteren, werden begin vorig jaar twee installaties van het Amerikaanse bedrijf Moleaer geïnstalleerd bij de waterbassins. Deze gasinjectie-techniek brengt minuscule gasbelletjes in het water. “Het unieke van deze techniek is dat een groot deel van deze bubbels knapt, onder invloed van factoren zoals drukverschil. Hierbij komen hydroxylradicalen vrij”, legt René Mondt uit. “Deze radicalen zorgen voor oxidatie, wat betekent dat het organisch materiaal in het water − waaronder algen − wordt afgebroken. Daarnaast neemt door het systeem het zuurstofgehalte in het water toe, waardoor aerobe bacteriën organisch materiaal kunnen verteren. Denk bijvoorbeeld aan slib op de bodem van het bassin.” Het bedrijf zet zowel regen- als drainwater uit het bassin in en vullen dat in tijden van schaarste aangevuld.
De aanpak werpt zijn vruchten af: watermonsters tonen onder meer aan dat het water minder troebel is en dat de algengroei fors is teruggebracht. “Dat zie je ook aan het water in de bassins; dit is veel transparanter”, zegt Van der Veen. “Bijkomend voordeel van een goede gietwaterkwaliteit is, dat er minder kans is dat schadelijke bacteriën en schimmels − denk aan Fusarium en Rhizoctonia − via deze weg je bedrijf binnenkomen.”
Meerdere winstpunten
De bedrijfsleider is tevreden over de resultaten van de totaalaanpak: het gewas groeit beter en is duidelijk weerbaarder geworden. “De planten staan er beter bij: de kleur en het volume zijn goed en het percentage tweede soort is teruggebracht. Ook zie je dat de planten meer wortels hebben en dat deze witter en sterker zijn. Er is ondergronds iets gebeurd waardoor de plant het duidelijk beter naar zijn zin heeft.”
De diverse maatregelen leidden er ook toe dat de problemen met het wortelknobbelaaltje fors zijn teruggebracht. Het aaltje is niet helemaal weg, maar blijft nu beperkt tot enkele haarden. Van der Veen: “En doordat het gewas weerbaarder is, hebben we ook minder te stellen met andere ziekten en plagen. Mede hierdoor hoeven we fors minder chemie in te zetten en kunnen we veel meer koersen op biologische bestrijding en groene middelen. We hebben onze vergroeningsambities dus grotendeels kunnen realiseren.”
Flinke stappen gezet
Bijkomend voordeel is dat de ondernemers afgelopen jaar slechts één keer hoefden te stomen en ook minder intensief. Daarnaast is de structuur van de bodem verbeterd, geeft de bedrijfsleider aan. “Deze is een stuk luchtiger. Al met al was het de investeringen in tijd en geld zeker waard: we hebben flinke stappen kunnen zetten op het gebied van plantweerbaarheid en vergroening.”
Casteleijn benadrukt dat de positieve effecten mede te danken zijn aan de inzet van de ondernemers en de bedrijfsleider. “Hun inspanningen hebben zonder meer bijgedragen aan dit goede resultaat. Je moet het heel serieus nemen en er behoorlijk wat werk voor doen, om een dergelijke aanpak te laten slagen. Wij als toeleverancier geven slechts de voorzet, de teler moet ‘m inkoppen.”
Tekst: Ank van Lier, beeld: Wilma Slegers