Meer hergebruik van drainwater bij potorchideeën is een stapje dichterbij met een nieuwe samengestelde meststof. Het bedrijf De Molenhoek in Bemmel past deze sinds anderhalf jaar toe. Daardoor kon de phalaenopsisteler stapje voor stapje de recirculatie opvoeren. “Eerst bij de koeling- en afkweekfase, later bij de opkweekfase. We bouwen het rustig op omdat we geen kwaliteitsverlies willen. Ons streven is uiteindelijk niets meer te lozen”, vertelt Otto Basten.

Dat lozing op het oppervlaktewater steeds meer aan banden ligt, is geen nieuws. De emissienormen schrijven voor dat potorchideeëntelers sinds 2015 maximaal 200 kg stikstof/ha/jaar mogen lozen. Vanaf 2018 is dat 150 kg/ha/jaar. Deze normen worden daarna aangescherpt tot nagenoeg nul in 2027.
Ondernemers Otto Basten en Marcel Arts zijn blij dat ze bij de nieuwbouw van hun bedrijf op de toekomstige regelgeving hebben ingespeeld. Basten: “De vloeren liggen in een V-vorm met een goot, zodat we al het drainwater kunnen opvangen in vier waterbassins.”

Centrale voorzieningen

Basten en Arts verhuisden namelijk acht jaar geleden naar Bergerden, een glastuinbouwgebied in de gemeente Lingewaard. Bij het oude bedrijf in Horssen, dat de compagnons in 2004 overnamen van hun voormalige werkgever, was geen mogelijkheid meer om te vernieuwen. Daarom vestigden ze zich in 2008 op 1,6 ha op de huidige locatie en breidden dat in 2011 uit met 1,5 ha. Ze telen zo’n honderd soorten phalaenopsis, waarvan twintig hoofdsoorten. De twee-, drie- en viertakkers gaan jaarrond via directe verkoop en de veiling naar bloemenzaken en de retail.
Een groot voordeel van het cluster in Bergerden is dat er centrale voorzieningen zijn. De WKK levert warmte, elektriciteit en CO2. Met de gezamenlijke hemelwateropvang is er altijd genoeg gietwater. Basten: “We hebben twee soorten sloten: een voor schoon water en een voor afvalwater. Het water van de kassen vangen we op en gaat via de schone sloten naar de centrale regenwateropvang. Die heeft een capaciteit voor het dubbele aantal tuinbouwbedrijven dat er nu ligt.”

Op basis van EC bijmengen

Schoon water is er dus genoeg. Toch vinden de ondernemers het belangrijk steeds meer te recirculeren. Als ze het drainwater hebben opgevangen in de bassins, behandelen ze het eerst met de UV-ontsmetter. Het behandelde water gaat in een aparte silo. Op basis van de EC mengen ze bij uit de silo met schoon water en nieuwe meststoffen.
“We bouwen steeds meer kennis op over watergift en recirculatie. Toen we deze bassins gebruikten, zagen we pas hoeveel water er terugkwam. Daardoor werden we ons veel bewuster van de watergift. Hadden we eerst heel luchtige en grove bark, later zijn we overgestapt op compacter en fijner substraat. Dat houdt het water en de mineralen beter vast. Dat levert al veel minder drain op. En omdat we de meststof Reci gebruiken, kunnen we water weer langer hergebruiken”, vertelt Basten.

Natriumarm

De samengestelde meststof Plant-Prod Reci van Horticoop levert een belangrijke bijdrage aan het recirculeren. De ondernemers passen deze sinds anderhalf jaar toe. Adviseur Leo Hoogeveen van de toeleverancier attendeerde de ondernemers erop. Hij legt uit dat de meststof in samenwerking met Canadese fabrikant Plant-Prod in 2013 speciaal is ontwikkeld voor de orchideeënteelt. Zoals de naam al aangeeft is deze er specifiek op gericht recirculeren makkelijk te maken. De adviseur legt uit hoe.
“De meststof heeft tot doel zo zuiver mogelijk te bemesten. Met zo min mogelijk ruis. Op de eerste plaats is de meststof natriumarm. In veel meststoffen zit teveel natrium. Dat hoopt zich op bij recirculeren. De plant neemt het niet op, waardoor er steeds meer natrium in het systeem komt. Dat remt de groei van de plant. Door natrium eruit te halen is langer recirculeren mogelijk.”
Net als natrium is teveel sulfaat eveneens een probleem bij hergebruik van water in de teelt. Daarom bevat de meststof geen sulfaat. In plaats daarvan is magnesium toegevoegd.

Gestabiliseerd polyfosfaat

De meststof helpt bovendien een stevige plant met een goed wortelgestel te krijgen, zo geeft Hoogeveen aan. “We hebben daartoe het grootste deel van de fosfaten vervangen door polyfosfaten. Deze zijn langer beschikbaar voor de plant. Het voordeel is dat deze het wortelgestel versterken. Ze zijn bovendien al gestabiliseerd, anders dan bij aparte toediening. De pH van losse polyfosfaten is te hoog. De teler moet de meststof dan zelf aanzuren om deze te neutraliseren. Onze samengestelde meststof werkt makkelijker en voorkomt fouten. Een positief bijeffect van polyfosfaten is verder dat deze de anorganische vervuiling uit het systeem verwijderen.”
Een andere eigenschap van de samengestelde meststof is dat het geen sprankje borium, koper en zink bevat. In veel andere meststoffen zitten deze standaard in een lage dosering. “Phalaenopsistelers hebben deze elementen niet veel nodig. Die vormen dan enkel ballast. Vaak is het gehalte borium, koper en zink ‘low’, bij deze meststof is het ‘no’.”

Juiste toepassing is de sport

Een mooi verhaal, maar hoe is de ervaring in de praktijk met deze meststof? Basten is positief, hoewel hij er meteen bij vertelt dat voor elk teeltbedrijf de toepassing anders zal zijn. En dat het voor de ene soort beter lijkt te werken dan bij de andere. “Het is een sport om op je eigen bedrijf uit te vinden hoe je hiermee de recirculatie kunt verhogen. Wij hebben het hergebruik stap voor stap opgevoerd om geen flaters te slaan. Voor de koeling en afkweekfase lag dat percentage al hoog, maar bij de opkweekfase zijn we altijd heel voorzichtig geweest. Het is de meest kwetsbare periode, omdat de temperatuur hoog is en ziektes zich makkelijk ontwikkelen. Sinds we de nieuwe meststof gebruiken, durven we ook te recirculeren in deze fase.”

Kwaliteit op peil

Tot nu toe heeft dat geen negatieve effecten gehad. De kwaliteit van de planten blijft op peil, is de ervaring van Basten. Volgens Hoogeveen kan de meststof zelfs bijdragen aan kwaliteitsverbetering. Daar durft Basten geen uitspraken over te doen. Voor hem is het een kwestie van langzaam het vertrouwen krijgen dat meer recirculatie mogelijk is.
“Je bent altijd bang dat ziektes zich door het water verspreiden. Natuurlijk halen we elke week aangetaste planten eruit en gaat al het water door de UV-ontsmetter, maar ‘schoon’ beginnen voelt beter. Daarom doen we het met kleine stapjes. We lozen nu gemiddeld nog 20 procent van ons drainwater.”

Volledige recirculatie

De ervaring van Basten is wel dat er meer recirculatie mogelijk is dan hij van tevoren had gedacht. “De dingen die we nodig hebben, zitten in de juiste verhouding in de meststof. Voorheen waren het natrium- en zinkgehalte snel te hoog. Het drainwater heeft nu minder ongewenste elementen dan vroeger. Dat wijzen de monsters uit.”
Basten denkt dat in de toekomst volledige recirculatie mogelijk moet zijn. Natuurlijk heeft een phalaenopsisbedrijf daarvoor wel de juiste voorzieningen nodig. Hij rekent er verder op dat kennisontwikkeling bij leveranciers zal doorgaan. “Met nieuwe producten als deze en ook met andere substraten is er steeds meer mogelijk. Dat weet ik zeker.”

Samenvatting

Met een nieuwe samengestelde meststof heeft phalaenopsisteeltbedrijf De Molenhoek de recirculatie kunnen opvoeren. Doordat in de meststof geen of nauwelijks ongewenste elementen zitten, zoals borium, koper, zink en natrium, kunnen de ondernemers het drainwater langer hergebruiken.

Tekst: Karin van Hoogstraten. Foto’s: Gert Janssen (Vidiphoto).

Gerelateerd