Aardbeienteler Peter Lemmen werkt sinds twee jaar met sensoren, die realtime het vochtgehalte in zijn substraat meten. Hoewel het tijd kostte om de vergaarde data te leren interpreteren, kan Lemmen nu concluderen dat de sensormetingen hem veel winst hebben opgeleverd. Hij paste zijn irrigatiestrategie fors aan en ging met name minder nat telen. Dit vertaalt zich in een gezondere en betere wortelontwikkeling en uiteindelijk in een betere productkwaliteit. Ook bespaart Lemmen fors op water en meststoffen.
Peter Lemmen uit Egchel begon in 2021 met de inzet van vochtsensoren, omdat hij meer inzicht wilde krijgen in de oorzaak van de wortelproblemen in zijn gewas. “We hadden al meerdere jaren last van met name roodwortelrot, maar wisten niet waar dit precies door kwam”, zegt de teler, die op 8 hectare aardbeien op stellingen en in de kas teelt en ook zijn eigen planten opkweekt.
“We hadden wel het idee dat we het moesten zoeken in de hoek van het substraat en de watergift. Op advies van onze adviseurs zijn we toen gaan experimenteren met sensoren van Growficient. Deze steek je in het substraat en geven inzicht in het vochtgehalte, maar ook in onder meer de intering, de EC en de temperatuur. Wij waren echter vooral geïnteresseerd in het vochtgehalte. In 2021 deden we proeven op kleine schaal, in 2022 kozen we ervoor om in ieder kraanvak twee sensoren aan te brengen.”
Op safe spelen
Lemmen windt er geen doekjes om: de sensoren gaven hem een berg aan nieuwe inzichten. De belangrijkste eyeopener was misschien wel dat een aardbeiengewas veel minder vocht nodig had dan hij aanvankelijk dacht. “Ik stond en sta er versteld van hoe weinig vocht aardbeien eigenlijk nodig hebben. Vooral bij slechter weer, wanneer er weinig warmte en zon is. Dan verdampt het gewas nauwelijks iets. Ik kwam er dan ook achter dat we veel te nat teelden, vooral in de opkweekfase. We speelden dan heel erg op safe, om te voorkomen dat de plant te weinig water had. En een emmer met drainwater was ook ons enige controlemiddel. Maar je weet natuurlijk niet van welke beurt die drain komt. De sensordata hebben me zonder meer veel nieuwe inzichten gegeven.”
Geen ‘moeras’ meer
Op basis van de sensordata ging Lemmen veel minder irrigeren en dus ook minder bemesten in de opkweekfase. Daarnaast werd ook de irrigatiestrategie tijdens de productie aangepast. “Voorheen gaven we standaard om acht uur ’s ochtends de eerste beurt. De data lieten echter zien dat het gewas dan nog vocht genoeg had en we gerust later konden beginnen. Ook stoppen we nu eerder met watergeven, waardoor het gewas droger de nacht ingaat. Dit komt de wortelontwikkeling ten goede; de wortels staan immers niet meer in een ‘moeras’. En naast al deze veranderingen zijn er ook wel eens dagen dat ik helemaal geen water meer geef, omdat dit simpelweg niet nodig is.”
Geen roodwortelrot
De gewijzigde watergeefstrategie sorteert duidelijk effect, geeft de teler aan. Zeker in combinatie met een aanpassing in het substraat; hij switchte van kokos en veen naar een mengsel van veen en houtvezel. “Doordat we minder en anders watergeven, zijn de wortels gezonder. Sinds we de sensoren hebben, hebben we niets meer te stellen gehad met roodwortelrot. Deze schimmel slaat met name toe wanneer het koud en nat is. En als de wortelontwikkeling beter is, komt dit logischerwijs ook het gewas ten goede. Zo hebben we minder last van kopscheuren. Een ander pluspunt is dat we flink besparen op water en meststoffen. Alleen al door de besparing op meststoffen kunnen we de investering in de sensoren waarschijnlijk binnen vijf jaar terugverdienen.”
Gevoel bij krijgen
Lemmen geeft wel aan dat je als teler moet léren werken met de sensoren. “In het begin zie je een vochtpercentage, maar heb je geen idee of dat hoog of laag is. Het interpreteren van de data is best lastig en ook heel bedrijfsspecifiek, het vergt tijd om daar een goed gevoel bij te krijgen. Inmiddels lukt het wel om deze goed te interpreteren, maar desondanks check ik ook nog met regelmaat het substraat in de kas. Ook al is het substraat volgens de data nat genoeg, dan wil ik dat toch zelf voelen. Maar eerlijk is eerlijk: negen van de tien keer komen mijn bevindingen overeen met datgene wat de data aangeven.”
Tekst: Ank van Lier