De vraag naar biologische groente en fruit groeit gestaag. Desondanks bleef het aantal biologische land- en tuinbouwbedrijven jarenlang vrij stabiel. Tot vorig jaar. In maart meldde het platform Bionext dat het aantal biologisch werkende agrarische bedrijven in 2016 met 12% is gestegen. Biologisch dynamisch groenteteler Rob van Paassen is er blij mee. “Meer aanbod biedt ruimte om marktaandeel terug te winnen van Zuid-Europa.”
Op het erf van de biodynamische groentekwekerij in Oude Leede, een buurtschap van Pijnacker, krijgt een Friese hengst nieuwe hoefijzers aangemeten. In de stal naast de bedrijfsruimte wachten nog meer paarden op hun periodieke voetverzorging.
“Ja, paarden zijn hier niet weg te denken”, zegt Rob van Paassen. “Het is de hobby van mijn vrouw, maar we hebben er allemaal plezier van. Ook de paarden hebben het predikaat ‘biologisch’. Daardoor kunnen we de mest gebruiken voor het eigen bedrijf. Een kortere lijn is er niet en na twee jaar composteren is het echt prima spul. We werken het eens in de twee jaar door de kasgrond.”
Paksoi en hete pepers
Van Paassen teelt verschillende gewassen in zijn kas van 1 ha, die wordt geflankeerd door 1,5 ha biologisch grasland. Inderdaad, voor de paarden. Vanwege de bescheiden bedrijfsomvang legt hij zich toe op kleine gewassen, zoals paksoi en diverse bladgewassen. Verspreid tussen de paksoi staan nog wat kruiden. In voorjaar en zomer domineert een bonte schakering aan hete pepers, waaronder Jalapeño en Habanero. “Van dergelijke pepers zijn er snel teveel voor het biosegment, dus ik zoek het liever in de breedte dan in één of twee soorten”, merkt de teler op. “Die variatie is ook leuk, want iedere soort groeit weer anders.”
Biodynamisch biedt pluspunten
In 1987 stapte Van Paassen in het bedrijf van zijn vader, waar paprika’s op substraat stonden. Vader trok zich in 1997 terug, waarna de echtgenote van de teler tot de maatschap toetrad. Enkele jaren later volgde de omschakeling naar biologische grondteelt.
“De eerste tien jaar teelden we gewoon biologisch”, vervolgt de teler. “Sinds 2010 werken we biologisch dynamisch. De biodynamische teelt is wat strenger in de leer en kent iets meer beperkingen, maar wij zien er toch wel een aantal pluspunten in. Eén daarvan is de grotere nadruk op een gesloten kringloop. Dat heeft mij altijd al aangesproken, maar vanwege de combinatie van groenteteelt, grasland en paarden konden we die kringloop binnen ons eigen bedrijf realiseren. Een ander pluspunt is dat we het biodynamische kwaliteitslabel Demeter mogen voeren. Daar ziet een trouwe groep consumenten meerwaarde in.”
Pura Natura
Bij de afweging om biodynamisch te worden speelde ook een ander aspect mee, voegt de teler toe. “Rond die tijd kwam Pura Natura op en dat vonden veel biologische telers een bedreiging. Op zich is het een mooi idee dat gangbare bedrijven een meer organische teeltwijze nastreven, ook al gebeurt dat niet in de grond maar in containers. Wanneer zo’n teeltwijze een biologische status krijgt en rechtstreeks kan concurreren met grondgebonden biologische bedrijven, zou dat de markt ernstig kunnen verstoren. Biodynamische bedrijven hebben echter hun eigen keurmerk en daarvoor kon Pura Natura zich zeker niet kwalificeren. Dat gaf ons misschien wel het laatste zetje.”
Verbonden met de aarde
Inmiddels is duidelijk dat Pura Natura, dat voldoet aan de criteria voor organische teelt in de Verenigde Staten, in Europa geen aanspraak kan maken op het nagestreefde SKAL keurmerk. Jammer voor de Nederlandse initiatiefnemers, maar door biologische boeren en tuinders binnen en buiten Nederland met gejuich ontvangen.
“We kijken hier anders naar biologische voedselproductie dan de Amerikanen”, vat Van Paassen samen. “Verbondenheid met de aarde speelt daarin een belangrijke rol. In de glastuinbouw denkt men daar tegenwoordig wat makkelijk over, maar voor akkerbouw, fruitteelt en veehouderij is dat echt een fundamenteel gegeven. Daarmee vormen wij één familie, dus daar kun je niet zomaar overheen stappen. Gelukkig is dat onderkend.”
Meer aanbod is nodig
Op de vraag of de afgenomen dreiging van invloed is geweest op de plotselinge groei van het aantal omschakelaars, zegt Van Paassen: “Zo heb ik er nog niet naar gekeken, maar het zou best kunnen dat dit bij sommige telers meespeelde. Ik denk echter dat de meeste bedrijven die de stap vorig jaar hebben gezet, gewoon vertrouwen hebben in een biologische toekomst. De vraag is het afgelopen decennium elk jaar toegenomen en de supermarkten spelen daar nadrukkelijk op in.”
Het aanbod van biologische groenten in Nederland groeide minder hard dan de vraag. Daar is volgens de groenteteler vooral vanuit Zuid-Europa op ingespeeld. “De voortgaande groei van het biosegment schept ruimte voor meer producenten en het is goed dat er nu meer telers omschakelen”, vervolgt hij. “Meer aanbod uit eigen land biedt ook ruimte om marktaandeel terug te winnen. Waarom zou je van ver halen wat je ook hier kunt krijgen? Minder ‘food miles’ en ‘local for local’ zijn aspecten die milieubewuste consumenten echt aanspreken. Zij vormen de kern van onze doelgroep.”
Afzet via meerdere sporen
De teler is aangesloten bij coöperatie Nautilus Organic, die ook zijn afzet coördineert. Het biologische handelshuis Eosta is de voornaamste afnemer. Een klein deel vindt zijn weg naar regionale consumenten via de webwinkel Biologisch Goed, die de teler met drie boeren uit Zuid-Holland heeft opgezet. Ook dat loopt via Nautilus. Het derde en laatste afzetkanaal wordt gevormd door overige afnemers die de telerscoöperatie belevert.
Relatief nieuwe afzetkanalen, zoals de biologische retailketen EcoPlaza, kunnen volgens Van Paassen bijdragen aan de verdere marktgroei voor biologische producten. Misschien wel bij uitstek voor biodynamische producten, waarvoor in reguliere supermarktketens slechts beperkt plaats is. Aanbieders van maaltijdboxen dragen ook een steentje bij. Sommige hebben biologisch en fair trade hoog in het vaandel staan en dat sluit natuurlijk goed aan.
“Het belang van gewone supermarkten moet je echter niet onderschatten, want daar doet het gros van de consumenten dagelijks boodschappen”, merkt de teler op. “En wanneer de ‘gewone consument’ vaker voor biologische groenten kiest, kan dat veel impact hebben. Ik denk dat dit effect de afgelopen jaren duidelijk zichtbaar was. Hopelijk wordt de lijn van ‘niet meer, maar beter’ de komende jaren doorgetrokken. Zowel bij de consument als aan de productiekant van de keten. Maatschappelijk gezien zou dat pure winst zijn.”
Tips voor omschakelaars
Voor telers die omschakelen of dat overwegen, heeft de ervaren biokweker nog wel wat tips. “Tegen mensen die zich oriënteren zeg ik altijd eerst: ‘Doe het niet’. Niet omdat ik bang ben voor concurrentie, maar omdat omschakelen echt veel meer tijd kost dan de periode die SKAL verplicht stelt. Wie toch doorzet, moet in de eerste plaats anders leren denken en telen. Bovendien duurt het minimaal vijf jaar voordat er in de bodem een gezond ecosysteem is gerealiseerd. Pas dan kun je het zonder middelen stellen en dat moet het uitgangspunt zijn. Om zo min mogelijk last te hebben van tegenslagen, adviseer ik omschakelaars om vooral heel veel bij collega’s te buurten. Zij hebben al leergeld betaald en kunnen je voor heel wat valkuilen behoeden.”
Tekst: Jan van Staalduinen, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke