Qcumber Optimize Nature uit Pijnacker nam dit najaar een nieuwe, dimbare full LED-lichtinstallatie in gebruik ter vervanging van de oude, minder efficiënte SON-T-installatie. Ondanks het gemis aan stralingswarmte van de lampen bemerkten de vennoten Kees Hendriks en Stefan Wubben geen wezenlijk verschil en werd er op vergelijkbare wijze geteeld. “Tegen kerst zagen we twee problemen ontstaan: een hogere Mycosphaerella-druk en te weinig verdamping. Daar hebben we naar gehandeld.”
“De nieuwe lichtinstallatie bevalt ons heel goed”, vertelt Kees Hendriks medio februari. “Op 19 oktober gingen de lampen aan op 30 procent van het vermogen en vier weken later zaten we op 100 procent. Tot de kortste dag ging de teelt bijna vanzelf. Het was bijna te mooi om waar te zijn, want je hoort vaak dat je onder full LED toch net iets anders moet telen dan onder SON-T. Tegen kerst merkten we dat dit klopte. In sommige vruchten zagen we Mycosphaerella, waar we in de winterperiode onder SON-T nooit last van hadden. De wateropname – en daarmee de opname van nutriënten – was naar onze zin ook te laag. Dit gaf op enkele plaatsten planten met gebreksverschijnselen.”
Bloemtemperatuur ijlt na
De geschetste problemen hadden volgens de vennoten twee oorzaken: een te snelle temperatuurstijging in de kas zodra de lampen aangingen en te weinig vochtafvoer. “De nachttemperatuur was ingesteld op 18ºC en zodra de lampen aangingen stookten we vlot op naar 23ºC. De planttemperatuur lag bij aanvang vaak op 17ºC en heeft bovendien tijd nodig om goed op te warmen. Die tijd ontbrak, waardoor er vocht in de bloemen en op beginnende vruchtjes kon condenseren. Vandaar de Mycosphaerella.”
Geringe voedingsopname
Rond de kortste dag nam het gewas zo’n 80 cc water op per mol licht. “Waar de ondergrens ligt weten we niet, maar we vermoeden dat we daar dicht tegenaan zaten”, verklaart de teler. “Het gewas groeide niet naar wens. Het probleem was niet eens de wateropname, maar het feit dat de plant dan te weinig voedingsstoffen opneemt. De EC is toen direct iets verhoogd, maar dat was slechts een deel van de oplossing.”
Hogere minimumbuis, extra luchten
Nadat de problemen en mogelijke oplossingen waren besproken, werden er twee fundamentele maatregelen doorgevoerd.
Hendriks: “De eerste was het verhogen van de minimumbuistemperatuur van 38 naar 45ºC. Daarmee kwamen we minder koud uit de nacht, konden we rustiger opstoken en werd condensatie van waterdamp op de vrucht voorkomen. De tweede maatregel was extra luchten.”
Ontvochtigen doen de telers primair met Airmix units, die relatief droge lucht van boven het scherm aanzuigen. Bij het teeltregime dat aanvankelijk werd gevolgd, bleek dat helaas onvoldoende te zijn. “We hebben een nieuwe luchtlijn ingesteld, die meer verversing boven het scherm garandeert. Daardoor wordt de RV in de nokruimte lager, wordt het vochttransport door het scherm bevorderd en voeren we meer vocht af via de luchtramen. Daarmee gaat er tijdens de eerste belichtingsuren ook wat meer warmte verloren, maar we willen geen concessies doe aan de productie. Minder produceren is vanuit energetisch oogpunt zelden efficiënter.”
Lek is boven
Binnen enkele weken zagen de ondernemers dat de aanpassingen resultaat hadden. Het gewas werd actiever en nam meer water en nutriënten op als gevolg van extra verdamping. Via de Airmixen en de aangepaste luchtlijn werd het vocht echter vlot afgevoerd.
“We zitten nu helemaal op de juiste koers. Onze inschatting is dat in december en januari 10 procent van het productiepotentieel onbenut is gebleven”, vertelt de teler. “Nu we weten hoe het beter kan, weet ik zeker dat we in de volgende winter minimaal 5% extra productie kunnen halen, waarschijnlijk zelfs meer.”
Tekst: Jan van Staalduinen