Op weg naar een geïntegreerd teeltsysteem speelt de rassenkeuze een belangrijke rol. Het is niet meer vanzelfsprekend om alleen rekening te houden met productie en kwaliteitseisen, maar ook om te letten op planteigenschappen die een rol spelen bij een bredere weerbaarheid tegen ziekten. Door de druk op het middelenpakket, neemt de ‘luxe’ om te kiezen voor gevoelige rassen steeds meer af.

Het aanbod van curatieve middelen waarmee je tijdens de teelt kunt ingrijpen, daalt gestaag en tegelijkertijd is er een verschuiving van breedwerkende naar specifieke middelen met een registratie gericht op één of enkele ziekteverwekkers. Daarbij verschuift ook de timing van toepassing van de producten van curatief (als de ziekteverwekker al in het gewas te zichtbaar is) naar preventief (de periode van vroege infectie naar de eerste symptomen). Laat daarom de cultivarkeuze geen sluitpost meer zijn, maar een bewuste keuze.

Bredere resistentie noodzakelijk

Bij de keuze van rassen of cultivars spelen resistentiegenen een belangrijke rol. Voor verschillende ziekteverwekkers, die een nauwe relatie hebben met hun gastheer (onder andere meeldauwsoorten, roesten en virussen), zijn specifieke genen gevonden waardoor een ras resistent wordt. Bekende voorbeelden zijn de gen-om-gen relaties tussen valse meeldauw en sla of bladvlekkenziekte in tomaat. Alhoewel het niveau van deze zogenaamde kwalitatieve resistentie hoog is, is de duur vaak beperkt doordat er slechts enkele genen bij betrokken zijn. In een kas met een hoge ziektedruk, is er dan ook een grote kans dat een nieuwe fysio van de ziekteverwekker de afweer alsnog weet te omzeilen.

Duurzamere strategie

Een afweer waarbij meer genen betrokken zijn, de zogenaamde kwantitatieve resistentie, lijkt een duurzamere strategie om meer verschillende belagers tegelijkertijd te weren. In bijvoorbeeld gerbera en tomaat zijn in cultivars die minder gevoelig zijn voor Botrytis meerdere genen gevonden, de zogenaamde quantitative trait loci (QTL’s) die een rol spelen in het vertragen van het ziekteproces. Deze resistentie berust op een bredere basis, waarbij soms wel 9 tot 20 genen betrokken zijn bij het afweerproces. Deze genen zijn vervolgens weer gekoppeld aan de productie van plantenafweerstoffen met een antimicrobiële activiteit, zoals fenolen en anthocyanen. Maar ook specifieke afweereiwitten die een rol spelen bij geïnduceerde afweerreacties, zoals glucanase en chitinases, worden in een verhoogde mate aangemaakt in tolerantere cultivars. Hierdoor krijgen schimmels, zoals Botrytis, veel minder kans om snel om zich heen te grijpen. En het spreekt voor zich dat deze vorm van resistentie minder snel doorbroken wordt.

Blijf sturen op een lage ziektedruk

Een goede selectie van een cultivar met een weerbaarder genenpakket, dient nog steeds ondersteund te worden met maatregelen in de omgeving van de plant. Zoals het laag houden van de ziektedruk door kritisch te blijven letten op hygiëne, teelt- en klimaatmaatregelen. Hierdoor wordt het voor ziekteverwekkers in ieder geval een stuk lastiger om zich snel aan te passen aan hun gastheer en blijft je plant langer vrij van infecties.

Tekst: Jantineke Hofland-Zijlstra, Weerbare Plant