Bladluis is een fors probleem bij biologische paprika’s en kan dat in de toekomst ook in de gangbare teelt worden. Op zich bestaat er een heel arsenaal aan natuurlijke vijanden, maar die komen pas goed in actie als de nood al hoog is. Er is behoefte aan iets dat preventief ingezet kan worden. Het inheemse veertienstippelig lieveheersbeestje, dat zich af en toe spontaan in de kas vestigt, kan wellicht bijdragen aan de oplossing.

Bladluizen planten zich enorm snel voort. In één weekend kan de situatie volledig uit de hand lopen. In de gangbare paprikateelt kan meedruppelen van het insecticide Plenum problemen voorkomen, maar de biologische teelt heeft geen noodrem. “Er bestaat een hele dierenwinkel aan bladluisbestrijders, maar dat is toch niet voldoende. Vaak krijgen biologische telers de zaak te laat onder controle, met enorme schade als gevolg, variërend van groeiremming, ‘vette’ vruchten tot ontbladerde planten”, vertelt Gerben Messelink van Wageningen University & Research business unit Glastuinbouw.
De natuurlijke vijanden hebben één gezamenlijk kenmerk. Ze houden ervan als er een compleet feestmaal klaarstaat, dus een overmaat aan bladluizen, en kunnen zich slecht handhaven in de kas wanneer er nauwelijks eten aanwezig is. De luis heeft zo altijd een voorsprong en bovendien een flinke sprint in huis.

Preventief werken

Naast de uitgezette natuurlijke vijanden komen in de kas ook regelmatig inheemse soorten voor. Dit is nooit systematisch onderzocht. “Het veertienstippelig lieveheersbeestje bleek op een aantal biologische bedrijven voor te komen en weet zich ook te handhaven. We wisten er echter weinig van”, vertelt Messelink. In een project, gefinancierd door de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmateriaal, biologische paprikatelers en Koppert, heeft hij onderzocht of dit kevertje perspectieven biedt.
Het veertienstippelig lieveheersbeestje (Propylea quatuordecimpunctata, afgekort P14), ook schaakbordlieveheersbeestje genoemd, is een klein kevertje, in tegenstelling tot het veelgebruikte tweestippelig lieveheersbeestje (Adalia bipunctata, afgekort A2). Kleine kevertjes eten aanzienlijk minder dan grote en kregen dus aanvankelijk geen aandacht als potentiële bestrijders. “Maar uit Tsjechisch onderzoek weten we dat P14 bij lage dichtheden luis aanwezig blijft, terwijl grotere lieveheersbeestjes dan verdwijnen. A2 eet veel meer en dat lijkt dus in eerste instantie beter, maar P14 kan preventief werken”, zegt de onderzoeker.

Alternatieve voedselbronnen

Uit zijn eigen proeven blijkt hetzelfde beeld: A2 krijgt een plaag onder controle, P14 is steeds te laat. Bij grote druk is A2 dus beter. Maar wanneer er even geen luizen zijn, kan de veertienstippelige soort op stuifmeel overleven en daarna de eerste luizen aanpakken; zo voorkomt hij een vliegende start. Zijn tweestippelige collega lukt dat minder goed. “Dus je kunt hem inzetten als er nog helemaal geen luis is. Hij moet dan wel eten krijgen, want stuifmeel en nectar van de paprika is niet genoeg. Pollen van maïs of eieren van Ephestia bleken daarvoor geschikt”, vertelt hij. In het lab overleefden ze twintig weken op alternatief voedsel. Daarbij legden ze geen eieren, maar wanneer daarna bladluis werd aangeboden, kwam de eileg gewoon weer op gang. Ze kunnen dus lange perioden overleven op alternatieve voedselbronnen.
De vraag is wat er gebeurt als er zowel luizen als stuifmeel voorhanden zijn. Het kleine kevertje blijkt dan niet minder effectief qua bestrijding; hij heeft dus geen voorkeur voor stuifmeel. Pas als ze luizen kunnen eten, gaan ze ook eieren leggen. Verder bleken ze in het gewas goed de luizen te kunnen vinden. Wanneer ze net uit de kweek kwamen – en vol eieren zitten – zetten ze die af bij plaagkolonies. Later bleken ze niet zo’n voorkeur te hebben. Dan legden ze overal eieren.
“Conclusie: ook de kleintjes zijn interessant. Curatief legt hij het af tegen A2, maar preventief is het een goed idee om ze in te zetten”, vertelt Messelink.

Nog niet overtuigend

Koppert heeft inmiddels een aantal uitzettingen van P14 op praktijkbedrijven getest, maar tot nu waren de resultaten nog niet overtuigend. “Eigenlijk zouden we nog meer willen onderzoeken, bijvoorbeeld of ze wel in de kas blijven en hoe we dat kunnen bevorderen, maar de projectfinanciering is gestopt. Het staat telers natuurlijk vrij om ermee te experimenteren. De lieveheersbeestjes zijn verkrijgbaar bij Entocare. Als gangbare telers meer problemen met luizen krijgen, zal de belangstelling waarschijnlijk toenemen”, denkt Messelink.
“Commercieel gezien is P14 misschien nog niet zo heel interessant, omdat de afzetmarkt beperkt is, maar als toepassing kan helpen om langer door te kunnen gaan met het hele geïntegreerde systeem, is dat winst. Dan is P14 alleen misschien niet winstgevend voor de leverancier, maar het hele systeem wel”, zegt hij.

Financieringsstructuur

Zoals gezegd komen in de kassen ook niet ingezette natuurlijke vijanden voor. Het zou heel nuttig zijn om systematisch de kansen die dat biedt, na te gaan. De ervaring met P14 laat zien dat er nog veel te ontdekken valt en dat het zinvol is om spontaan optredende natuurlijke vijanden te melden en te onderzoeken. Dit nuttige onderzoek is echter moeilijk te financieren, waardoor het maar beperkt wordt gedaan.
“Onderzoekers zijn steeds meer afhankelijk geworden van financiering vanuit de markt. Dat betekent veel projectfinanciering en weinig budget voor basisonderzoek. Gezien het belang van geïntegreerde bestrijding (IPM) en de problemen die oprukken, zou een betere basisfinancieringsstructuur voor IPM voor de hand liggen. Supermarkten kijken niet alleen meer naar residuen maar ook naar gebruik van chemische middelen. Dan loop je onherroepelijk tegen het luizenprobleem aan”, zegt hij.


Geschiedenis van de lieveheersbeestjes

De inzet van lieveheersbeestjes begon met Hippodamia convergens die in Noord-Amerika in grote kolonies overwintert. Je kon ze met emmers tegelijk opscheppen en dat gebeurde ook.

De les die de tuinbouw hieruit leerde, was dat massaal inzetten van natuurlijke vijanden zinnig is. Maar tegelijkertijd drong het besef door dat kweken beter is dan roven uit de natuur.

Daarmee brak het tijdperk van het Aziatische lieveheersbeestje aan: groot, gretig en gemakkelijk te kweken. Nadeel was dat dit kevertje zich massaal buiten de kas vestigde en inheemse lieveheersbeestjes verdrong, wat voor de geïntegreerde bestrijding een deuk in het imago opleverde. Opvallend is dat deze soort, die nu massaal in Nederland voorkomt, zich nauwelijks spontaan in de kas vertoont. Het gras is elders groener.
Tegenwoordig wordt het tweestippelig lieveheersbeestje veel ingezet. Lieveheersbeestjes worden nu vooral als haardbestrijder gebruikt.


Samenvatting

Het veertienstippelig lieveheersbeestje kan zich handhaven in de kas en staat zodoende klaar als zich de eerste luizen aandienen. Het kan een rol spelen bij preventie van grote luisuitbraken. Op momenten dat die zich toch voordoen, zijn andere natuurlijke vijanden geschikter. Gezien het belang van geïntegreerde bestrijding en de problemen die oprukken, pleiten onderzoekers voor een betere financieringsstructuur voor IPM.

Tekst: Tijs Kierkels. Foto’s: Gerben Messelink en Wilma Slegers.





Gerelateerd