Na de installatie van het teeltsysteem, waaraan momenteel wordt gewerkt, kan er in week 23 worden geplant in de nieuwe kas van Mans Flowers te Brakel. De uitbreiding van 2,2 ha brengt het totale areaal van de moderne gerberakwekerij op 8 ha.
Mans Flowers staat bekend als een vooruitstrevend bedrijf. Het was een van de eerste gerberakwekerijen die de principes van Het Nieuwe Telen omarmde. In 2012 werd het toen nog 3,2 ha grote bedrijf volledig vernieuwd en ingericht voor HNT. Drie jaar later volgde een flinke uitbreiding met 2,6 ha, voorzien van een diffuus dek met 50% haze en dubbelzijdige AR-coating, daksproeiers, een dubbel scherm (verduistering + zonwering/energiescherm) en een luchtbehandelingsinstallatie voor het aanzuigen en voorverwarmen van buitenlucht.
Hogere energiebesparing
“De nieuwbouw van dit jaar is een vrijwel exacte kopie, met één belangrijk verschil”, licht Marius Mans toe. “We gebruiken de luchtbehandelingsinstallatie nu niet alleen om lucht aan te zuigen, maar ook om vochtige kaslucht af te voeren en daarmee de aangezogen lucht voor te verwarmen. Dat levert een nog hogere energiebesparing op dan het eerste systeem.”
De gerberateler heeft ook flink geïnvesteerd in een grote UV-ontsmetter en een extra doekfilter. Niet alleen vanwege de uitbreiding van het bedrijf, maar ook en vooral vanwege de aangescherpte wetgeving rond emissies en nullozing.
Focus op retail
“Wij richten ons helemaal op het retailkanaal en daarbij past een efficiënte opzet en inrichting van het bedrijf”, vervolgt de ondernemer uit Brakel. “We blijven het teeltsysteem en energieplaatje voortdurend optimaliseren, evenals de interne logistiek. Zo kunnen we grote, hoogwaardige partijen aanbieden en klanten voor langere tijd aan ons binden. Dankzij de recente uitbreiding kunnen we het assortiment verbreden van 30 naar 40 soorten. Als we daarin de juiste keuzes maken, kan het best zijn dat we over een paar jaar opnieuw toe zijn aan een grotere jas. De eerste zorg is echter dat we de huidige 8 ha goed blijven managen en laten renderen.”
Tekst: Jan van Staalduinen.