Generatief of vegetatief. Over tien jaar zullen telers die begrippen mogelijk niet meer gebruiken. Beslissingen nemen op basis van ervaring behoren dan tot het verleden. Althans, zo denkt het team dat het project Digitale Groene Vingers aanstuurt. De eerste teelt is van start gegaan, waarin het accent ligt op het zoeken van de grenswaardes.
‘De Croperators’ was de naam van het gezamenlijke team van Delphy en AgroEnergy, dat in 2018 op de derde plaats eindigde van de eerste Internationale Autonomous Greenhouse Challence. De verschillende teams stuurden het klimaat van een afdeling met komkommers aan door middel van AI (Artificial Intelligence). Die samenwerking smaakte naar meer.
Het vervolg hierop is het project ‘Digitale Groene Vingers’ in één afdeling van het Delphy Improvement Centre in Bleiswijk. Onderzoekster Lisanne Helmus-Schuddebeurs en teeltengineer Klaas van Egmond van genoemde organisatie en productontwikkelaar Peter Goudswaard van AgroEnergy geven een update.
“Onze belangrijkste bevinding van de challenge was het ontbreken van plantdata. Van het klimaat kreeg je iedere vijf minuten een update, van de gewasstand maar één keer per week”, vertelt Helmus. In dit nieuwe project ontwikkelen de proefnemers meetsystemen die de gewasreactie juist op korte termijn zichtbaar maken. In de eerste fase van het project is literatuuronderzoek gedaan. Helmus: “We hebben eerst in kaart gebracht welke processen in de plant plaatsvinden en hoe we ze kunnen meten.” Na deze inventarisatie is de teeltfase aangebroken.
Plantreacties meten
In de 150 m² grote afdeling groeit een belichte teelt grove trostomaten. Het gaat om een oktoberplanting en een teelt van één jaar. In het gewas is een grote variatie aan sensoren geplaatst. “We monitoren op drie basisprocessen, namelijk wateropname, de aanmaak en de verdeling van assimilaten”, vertelt Peter Goudswaard. Met de sensoren die op dit moment beschikbaar zijn meten de proefnemers onder andere de invloed van licht en CO2 op de fotosynthese. Daarbij willen ze vastleggen hoeveel assimilaten uiteindelijk naar blad of vruchten gaan.
Niet voor elk proces bestaat al een sensor. Is die er niet, dan worden er handmatige metingen gedaan. En dat leidt al tot nieuwe discussies. Klaas van Egmond: “Vanuit de kennis die we hebben meten we bijvoorbeeld de kopdikte van de plant. Maar is dat altijd de juiste manier? Wellicht moeten we dieper in de plant meten.”
“Waar je in dit project ook over gaat nadenken is de plantreactie”, vult Helmus aan. “Wat je aan de buitenkant ziet of meet is misschien al drie weken geleden ontstaan. We willen daar eerder grip op krijgen, dus de plant ‘laten praten’. En met de juiste sensoren is dat mogelijk. Die kunnen plantreacties meten voordat je ze ziet.
Beetje pesten
Het gewas in de afdeling hoeft er in principe niet optimaal bij te staan. De onderzoekers testen gedurende het jaar verschillende teeltomstandigheden uit en zoeken naar de uitersten. “Eigenlijk zijn we de planten een beetje aan het pesten”, legt Helmus uit. Van alle behandelingen worden data verzameld om de grenswaardes te vinden en vast te leggen.
Inmiddels is al getest met CO2 doseren met verschillende intervallen. In maart zijn in de helft van de afdeling alle trossen op drie gesnoeid, dus is er aan de verbruikskant een verstoring aangebracht. Er volgen nog experimenten met watergift en hogere EC’s. Ook volgt er een fase waarin meer licht wordt gegeven, dus een combinatie van natuurlijk licht aangevuld met kunstlicht.
Optimaal datagebruik
Twee veredelingsbedrijven zijn betroken bij het project. Dat is niet geheel toevallig. Veredelaars staan voor het feit dat zij praktijkproeven met nieuwe rassen moeilijk kunnen beoordelen, vanwege verregaande hygiëneprotocollen op proefbedrijven. Nieuwe hybriden worden bovendien soms al vroegtijdig geïntroduceerd, voordat precies bekend is hoe je ze het beste kan telen. Soms moet een ras na een jaar al het veld ruimen, omdat het niet voldoet. Dit kun je voorkomen door al in een vroeg stadium de juiste metingen te doen.
Van Egmond: “Ook telers zijn al geïnteresseerd. Zij verzamelen data, maar kunnen ze nog niet optimaal gebruiken.” Er zijn al lange tijd sensoren beschikbaar. “Daardoor moet je als teler op te veel schermen kijken. Dat moet eenvoudiger kunnen”, vindt Goudswaard.
In het volgende stadium betrekken de proefnemers ook telers bij het project. Nu al bereiden ze telers voor op de nieuwe benadering van telen. “We hebben in dit project de begrippen ‘generatief’ en ‘vegetatief’ verboden”, vertelt Helmus.
Zoeken grenswaardes
Na een half jaar telen hebben de proefnemers al informatie verzameld, die discussie geeft. De daadwerkelijke data zijn daarbij soms in strijd met de klassieke beoordeling van gewassen. Daaruit mag je concluderen dat het project misschien andere grenswaardes gaat opleveren. En eens temeer valt op dat telers nog steeds heel erg vertrouwen op het aansturen van hun teelt op basis van ervaring.
Dit eerste jaar staat nog vooral in het teken van testen en een netwerk opbouwen. Het is de bedoeling om de volgende teelt volledig autonoom aan te sturen. Van Egmond: “Digitaal telen is niet alleen gericht op het aansturen van locaties op afstand. Telers kunnen met behulp van een eenvoudige dataset met dezelfde inspanning een veel groter teeltoppervlak aansturen dan zij nu gewend zijn.”
Dit project ontvangt financiële steun van de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen. Betrokken partijen zijn Delphy, AgroEnergy, Svensson, Signify, De Ruiter Seeds, Hazera Seeds, 2Grow en WUR.
Tekst en beeld: Pieternel van Velden en Wilma Slegers