Zo natuurlijk mogelijk telen en bemesten. Daar draait het om bij een ecologische teeltstrategie. In het geheel van middelen en maatregelen past volgens de driehoek teler, adviseur en leverancier ook een meststof die wordt gewonnen uit insecten. Voeding voor zowel bodemleven als de plant.
René Leek, mede-eigenaar van H.M. Tesselaar in Heerhugowaard (10 ha alstroemeria onder glas) merkte na jaren dat hij de bodem als een soort substraat had gebruikt, dat de natuur uit balans raakte en teeltproblemen toenamen. Planten werden kwetsbaarder en plaaginsecten kregen de overhand. Hij nam contact op met Theo van der Knaap Bedrijfsecologie en sindsdien wordt gebouwd aan een evenwicht, waarbij de bodem centraal staat.
In het rijtje natuurlijke meststoffen neemt de insectenmeststof van het bedrijf Protix een belangrijke plaats in. Flytilizer heeft volgens productontwikkelaar Thijs Kapteijns niet de nadelen van kunstmest − zoals uitspoeling van nutriënten en verbranding van organische stof − en het voedt zowel de bodem als de plant.
Wanhoop nabij
Acht jaar geleden zette René Leek de eerste stap naar bodemverbetering met natuurlijke materialen. “Ik was klaar met de oude teeltwijze. Het organische stof niveau was 2,5%, er zat geen leven in de grond. We moesten continu de strijd aangaan tegen spint, luis en trips. Trips is daarbij de overbrenger van bronsvlekkenvirus, voor alstroemeria een serieus probleem. Als we tegen trips moesten spuiten, hielpen we de ingezette biologische bestrijders voor spint weer om zeep.” De lol van het telen was er af, maar kwam terug toen hij zich meer in bodembiologie ging verdiepen. Hierin nam hij zijn teeltverantwoordelijke Robin van der Gulik mee.
Tijdens een cursus weerbaar telen, begon hij compost te gebruiken. “We hebben de grond opgekrikt met zwartveen uit Duitsland en compost van bladmulch. Daarna hadden we meteen minder uitval.” Daaropvolgend is hij natuurlijke meststoffen gaan gebruiken zoals bloedmeel, hoornmeel en gesteentemeel.
Voedsel voor bodemleven
Een diversiteit aan bodemverbeteraars zorgt volgens adviseur Van der Knaap voor een ideale voedingsbodem voor bodemleven. Iets waar Leek inmiddels veel waarde aan hecht. Behalve bladmulch (2 cm direct na planten) is de teler onder meer houtcompost gaan inzetten om naast wormen ook schimmels te voeden. Op de locatie in Kenia is het bedrijf overgegaan op zelfbereide compost.
Zo’n vier jaar geleden is aan het systeem de insectenmeststof Flytilizer toegevoegd. Dankzij de rijkdom aan chitine wordt hiermee de groei van een bredere groep micro-organismen bevorderd. Productontwikkelaar Kapteijns: “Chitine hoort thuis in de bodem en past dus in een natuurlijk systeem waarin bodemleven zich vermeerdert.”
In een bodem die rijk is aan bodemleven, ontstaat volgens Van der Knaap evenwicht tussen schadelijke en nuttige organismen. “Dit is een wetmatigheid van de natuur, daar kun je op vertrouwen.” Kapteijns kopt het voorbeeld in: “Als het aandeel micro-organismen dat chitine consumeert toeneemt, dan eten ze ook de eitjes van bijvoorbeeld schadelijke aaltjes.” Dit was voor Leek heel herkenbaar. Vroeger gebruikte de teler na het stomen garnalenschillen om aaltjes te weren. Dit product is er volgens hem niet meer. Wetenschappelijk onderzoek heeft volgens de leverancier bewezen dat ook het aandeel pathogene bodemschimmels afneemt. “In de natuur is het eten of gegeten worden. Bij de gangbare manier van telen missen er schakels, die brengen we nu terug.”
Minder kunstmest
Het uiteindelijke doel, een weerbaarder plant, is volgens van der Knaap onder meer het gevolg van mineralisatie van de bodem, het vrij maken van grondgebonden voedingsstoffen. Bodemleven speelt ook hierin een belangrijke rol. De teler beaamt dat hij geïnspireerd is door de Albrecht-methode, waarbij behalve naar minimaal benodigde hoeveelheden wordt gekeken naar de juiste verhouding tussen elementen in verband met de opneembaarheid. “We moeten stoppen met de grond als substraat te gebruiken. Als het destijds niet goed groeide, gaven we nog maar wat ureum. Daarmee maakten we het gewas alleen maar gevoeliger.”
Leek wil het gebruik van nitraat, kalium en fosfaat verminderen. Bij het analyseren van grondmonsters wordt nadrukkelijk gekeken naar de bodemvoorraad. “Zo zoeken we nieuwe streefwaardes. Om bij te sturen doen we ook bladsap analyses”, vertelt de teler. Het is geen makkelijke weg. “We zoeken de grenzen op en dat heeft ook wel tot risico’s geleid.”
Dat de meststof aan het systeem is toegevoegd, bewijst ook hier zijn waarde. Deze bevat 75% organische stof en heeft een NPK-waarde van 3+3+3. Het fosfaat komt echter veel makkelijker vrij dan bij andere natuurlijke meststoffen. Leek: “Zeker bij nieuwe aanplant heeft dat een gunstige invloed op de beworteling. Het zorgt voor een betere start.”
Evenwicht bovengrond
Dat weerbaarder planten worden gecreëerd heeft ook effect op het ecosysteem bovengronds. “Daardoor zijn ze geen voedselbron meer voor plaaginsecten, die vervolgens rustiger worden en een makkelijker prooi zijn voor biologische bestrijders”, legt Van der Knaap uit. Afgazen van ramen is vanuit deze zienswijze totaal niet interessant, vult hij aan. “We willen juist meer beestjes in de kas.” Waarop Van der Gulik opmerkt dat meer gaasvliegen, libellen en schorpioenvliegen worden waargenomen.” Het gebruik van insecticiden is intussen afgebouwd en zelfs het aantal roofmijten dat wordt ingezet, ging volgens de teeltverantwoordelijke omlaag.
Tijdens een rondje door de kas, wijst de teler meteen naar de grond. “Waar je ook graaft, je vindt overal wormen en niet weinig ook. De grond is rul en we zitten al op 10 procent organische stof”, aldus de tevreden teler. Als hij in het looppad wat gewasresten wegveegt, liggen de wormen aan het oppervlak. Onder de gewasresten is het pad vochtig. Samen met Van der Gulik en Van der Knaap ‘keurt’ hij het gewas. Ondanks de hitte staat het er stevig en groen bij. Van der Knaap benadrukt de glans die over het blad ligt. Een teken van gezondheid en weerbaarheid. Onder de goot hangt een gele vangplaat. Ondanks de zomerse temperaturen valt de aanwezigheid van trips volgens Leek mee.
Mest uit vliegenlarven
De insectenmeststof wordt bereid uit de kweek van zwarte soldatenvlieglarven. De organische korrels (90% droge stof) bevatten zowel resten van larven als hun uitwerpselen. Een belangrijk bestanddeel is chitine, de op één na meest voorkomende biopolymeer die in de natuur voorkomt. Het is een voedingsbron voor goedaardige bodemorganismen. De NPK-waarde is 3+3+3 en goed opneembaar. In vergelijking tot kunstmest vraagt de (lokale) productie ervan minder energie en de CO2-uitstoot is lager.
De producent heeft een fabriek in Bergen op Zoom en is wereldleider op gebied van insectenkweek. Het bedrijf heeft niet alleen als missie het landbouwsysteem te verduurzamen, maar richt zich ook op het voedselsysteem met uit dezelfde kweek gewonnen dierlijke eiwitten en vetten.
Tekst en beeld: Marga van der Meer