Een aantal vruchtgroentetelers experimenteert met een alternatief substraat van grof veen, verrijkt met microbiologische preparaten. Bij een gezond bodemleven krijgen pathogenen minder kansen en kan zich een krachtig en gezond wortelgestel ontwikkelen, dat een weerbaar en hoogproductief gewas ondersteunt. “De planten zien er vitaler uit en de productie en kwaliteit zijn dik in orde”, vindt tomatenteler Marc Groenewegen van Prominent Grevelingen in Sirjansland.
De proeven met veensubstraat, schimmel- en bacteriepreparaten worden begeleid door adviseur Wim Voogt van toeleverancier Klep. Hij signaleert een groeiende belangstelling voor teeltmethoden die de weerbaarheid van gewassen bevorderen.
“Het wordt steeds duidelijker dat de weerbaarheid, de gezondheid en de productiviteit van gewassen baat hebben bij biodiversiteit in het wortelmilieu”, zegt hij. “In de natuur werken tal van micro-organismen samen met planten. Zij bevorderen een gezonde wortelgroei, leveren voedingsstoffen aan de plant en houden bodemziekten op afstand. Met onze grootschalige monoculturen op steenwol, kunstmest en chemische middelen lijken we dat te zijn vergeten. Ook is duidelijk dat we onze teeltsystemen minder afhankelijk moeten maken van chemie en onze gewassen op een duurzame wijze weerbaarder moeten maken tegen ziekten en plagen. Dat is een leerproces.”
Weerbaarheid en afzetpositie
In de afgelopen jaren zijn tal van plantversterkers en biologische preparaten op de markt gekomen met een bewezen of vermeende gunstige invloed op het wortelmilieu en de weerbaarheid van gewassen. In steenwol kunnen deze vaak niet goed functioneren. Toevoeging van reinigingsmiddelen zoals chloor aan het voedingswater om de leidingen schoon te houden en het ontsmetten van drainwater dragen evenmin bij aan de biodiversiteit.
“Mijn broer Arnold en ik denken daar ook al enkele jaren over na”, vertelt Marc Groenewegen van Prominent Grevelingen. “Dat doen we om een paar redenen. Enerzijds zoeken we naar manieren om langs natuurlijke weg een gewas te verkrijgen dat minder gevoelig is voor ziekten en plagen. Micro-organismen spelen daar naar ons idee zeker een rol in. Twintig jaar geleden hebben wij al een biologisch zandfilter aangeschaft. De bacteriën die het werk doen, houden het water en de wortels gezond, waardoor we nauwelijks chemicaliën hoeven mee te geven. Een andere reden is dat een natuurlijker teeltwijze goed is voor onze afzetpositie.”
Lastige start
Eind 2015, vlak voor de start van de nieuwe teelt, leverde Voogt een tiental bakken met veen af, waaraan wat voeding, kalk, een bacteriepreparaat en de bodemschimmel Trichoderma waren toegevoegd. De bescheiden proef draaide van meet af aan mee met de standaardteelt op steenwol. Volgens de teler wortelden de planten op het veen zeer snel in, waardoor de vegetatieve inslag van het geteelde ras Axiradius nog sterker tot uiting kwam.
Groenewegen: “De start viel me niet mee. Na het volzetten van de steenwolmatten waren de veenbakken langdurig te nat, waardoor de eerste tros mislukte. We hebben ze even geen water gegeven, maar dat sloeg door naar te droge grond. De tweede tros viel ook tegen en ik had er eerlijk gezegd weinig vertrouwen meer in. Desondanks hebben we doorgezet.”
Vervolgproef op kraanvak
Daarna ging het gestaag beter. De planten ontwikkelden zich sterker en waren vitaler, waardoor de productie en vruchtkwaliteit minstens zo goed waren als bij de standaardteelt. Ondanks het feit dat de watergift niet op de veenproef was afgestemd.
“Daar had ik echt niet meer op gerekend”, vervolgt de teler. “Vanwege de goede doorstart en het verdere verloop van de teelt staat er nu een heel kraanvak met 4200 planten op veen, zodat we iets beter kunnen sturen. Na drie dagen zaten de wortels al door de hele bak. De start was naar onze smaak nog steeds te vegetatief, maar je kunt nu al zien dat de planten zich goed ontwikkelen. Als de eerste bloei en zetting goed verlopen, heb ik veel vertrouwen in het vervolg.”
Lange zoektocht
“Veen houdt in de eerste teeltfase meer vocht vast dan steenwol, maar we staan pas aan het begin van een lange zoektocht”, merkt Voogt op. “In eerste instantie willen we ontdekken hoe je op veen goed kunt telen en wat de preparaten daaraan bijdragen. Daarna kunnen we finetunen en andere preparaten bij het spel betrekken. De teeltbakken zijn nog niet uitontwikkeld. Die moeten in elk geval een open onderkant hebben, zodat ook daar luchtuitwisseling mogelijk is en het veen goed kan draineren.”
Op de vraag of veen een verantwoorde keuze is in het kader van duurzaamheid, zegt de adviseur: “We deden vorig jaar ook wat proeven met een mengsel dat een deel kokos bevatte, maar gewas én bodemleven reageerden daarop niet naar wens. Het veen werkte beter. We passen uitsluitend duurzaam gewonnen veen toe, dat over de vereiste milieucertificaten beschikt.”
Groenewegen denkt dat het zeker drie jaar duurt om de teelt op het nieuwe substraat onder de knie te krijgen. “We zijn beter uit de startblokken gekomen dan vorig jaar, maar voor een eindoordeel is het nog veel te vroeg. Wij willen graag weer een stap vooruit zetten in duurzaam telen. Als biodiversiteit in een organisch substraat ons daar kan brengen zonder in te leveren op productie en kwaliteit, is dit misschien wel de juiste stap.”
Samenvatting
Diverse vruchtgroentetelers experimenteren op kleine schaal met het telen op veen met gunstige micro-organismen. Ondanks de beperkingen van niet op dit substraat afgestemde waterregimes wortelen de planten snel in en ontwikkelen zij zich krachtig en vitaal. Dit jaar moet blijken of dat zich vertaalt in extra weerbaarheid en in een minstens gelijkwaardige productie en vruchtkwaliteit.
Frank Groenewegen: ‘Het is een prachtig gewas’
Kwekerij Greenbrothers in Zevenbergen teelt 11,5 ha aubergines op perlite en is aangesloten bij telersvereniging Purple Pride. Na een eerste proefje met tien potten in het vorige seizoen, heeft teler Frank Groenewegen nu vijf teeltgoten volstaan met planten op veensubstraat.
“We gaan vier rijen structureel wegen om de productie te volgen”, zegt hij. “De planten wortelden razendsnel en het is een prachtig gewas. Over drie weken volgt de eerste bloei en zien we of de planten ook wat dat betreft meekomen.”
Bioreactor
De aubergineteler experimenteert al langer met biologische preparaten en heeft sinds drie jaar een Triton bioreactor, die de dagvoorraad voedingswater voedt met goede bacteriën. “Die houden het water gezond en het zuurstofgehalte in het systeem goed op peil”, zegt hij. “Wij meten dat op verschillende plaatsen en zien dat het werkt. Het preparaat in het veen verbreedt de biodiversiteit in het wortelmilieu. Daar voelen de planten zich goed bij.”
Ook Frank Groenewegen zet in op een teeltwijze die het gewas weerbaarder maakt en wortelziekten een kleinere kans geeft om toe te slaan. Daarnaast hoopt hij dat deze methode kansen biedt voor de export van aubergines naar de Verenigde Staten onder het organic label.
“De eisen voor biologische teelt zijn daar wat soepeler dan in Europa, waar het echt een grondteelt moet zijn”, licht hij toe. “Los daarvan denk ik dat het goed en noodzakelijk is om onze teelt zo duurzaam mogelijk in te richten. Afnemers en consumenten hechten er waarde aan en het past ons wel om de handschoen op te pakken.”
Tekst en foto’s: Jan van Staalduinen