Zo’n zeshonderd Nederlandse tulpenbroeiers produceren jaarlijks maar liefst twee miljard stelen. Bij Hollands bekendste snijbloem is de meerlagenteelt in opkomst, omdat het energie en ruimte bespaart. Wat is de ideale belichting voor de tweede teeltlaag? Daarin geeft recent onderzoek in één klap duidelijkheid. Het juiste lichtrecept draagt bij aan goede bladspreiding en een kwalitatief mooie tulp, maar voorkomt geen bladkiep.
Onder tulpenbroeiers bestond het idee dat blauw licht goed werkt op spreiding en lengte, omdat vroeger met succes blauw TL-licht in schuren werd gebruikt. Bovendien leeft al jaren de gedachte dat een betere bladspreiding zorgt voor minder bladkiep. Beide ideeën verwijst dit onderzoek naar het rijk der fabelen.
De proef was in handen van Sander Hogewoning, lichtspecialist van Plant Lighting, en Pieter Duin, onderzoeker bloembollen en bolbloemen van Proeftuin Zwaagdijk. Voor de duidelijkheid: beide zijn zelfstandige onderzoeksbedrijven.
Eind 2015 en begin 2016 vond het experiment plaats. Acht grote tulpenbroeierijen, één adviseur en het programma Kas als Energiebron financierden het. Het bedrijf Illumicent sponsorde de lampen. De samenwerking leidde in drie maanden tot grote stappen. “Het is spectaculair dat we een slepende vraag van telers over de juiste belichting voor bladspreiding hebben beantwoord”, licht Hogewoning een tipje van de sluier op.
Tweeledig doel
De lichtkwestie is zo belangrijk omdat tulpenbroeierij in kassen steeds vaker in lagen plaatsvindt, vooral bij grote bedrijven. Dat kan omdat de tulp in het begin relatief weinig licht nodig heeft. Zo is bij een drielagenteelt de onderste laag soms onbelicht. De middelste laag is belicht, de toplaag heeft natuurlijk daglicht.
Meerlagenteelt bespaart veel energie. De teler hoeft namelijk maar een derde deel van het kasoppervlak te verwarmen voor dezelfde productie. Dat was precies één van de doelen van het project: fors besparen op verwarming in de tulpenbroei. “Alle bedrijven uit de groep zijn bezig met lagenteelt. Naast energiebesparing hebben ze ook ruimtegebrek als drijfveer”, vertelt Duin.
Het knelpunt bij deze teeltwijze ligt op dit moment bij de belichte laag. Onder kunstmatige belichting spreiden de bladeren vaak slecht. Dat was een tweede doel van het onderzoek: het lichtrecept vinden dat de beste bladspreiding geeft. En onderzoeken of er een relatie is met bladkiep, een groot kwaliteitsprobleem. Hogewoning: “We hebben het fundamenteel aangepakt. We wilden het fysiologische proces ontrafelen dat aan de basis ligt van het effect van stuurlicht.” Duin vult aan: “Met de kennis uit dit onderzoek kunnen telers gericht de juiste lampen selecteren. Tot nu toe moesten ze vertrouwen op wat fabrikanten daarover zeggen.”
Van 32 naar één lichtrecept
Met deze doelen gingen de onderzoekers aan de slag. In acht weken beproefden ze in de klimaatkamers van Plant Lighting in Bunnik 32 lichtrecepten bij twee rassen. De bollen kwamen van het zuidelijk halfrond, omdat de Hollandse nog niet beschikbaar waren. Na één week belichting werd de bladspreiding gemeten. De keuze voor lichtcombinaties deden ze stap voor stap. In het begin gebaseerd op literatuur, vervolgens aangescherpt op basis van de bevindingen tijdens de proef en de reacties van telers.
“Eerst hebben we vier combinaties van rood en verrood licht ingezet. De juiste fytochroombalans, die we uitdrukken in PSS, blijkt inderdaad de spreiding te sturen. Daarna hebben we andere kleurspectra getest. Het resultaat? Blauw licht toegevoegd aan verrood en rood zorgt voor extra spreiding. Maar blauw licht alléén geeft lange en niet gespreide tulpen. Dat is dus een fabel. Verder geeft natuurlijk licht geen betere bladspreiding dan rood, verrood en blauw samen”, legt Hogewoning uit.
Lichtintensiteit
Bij de beste combinatie speelden de onderzoekers vervolgens met lichtintensiteit en daglengte. “Meer daglengte geeft meer bladspreiding. Lichtintensiteit had eveneens een positief effect. Maar hierin zien we duidelijke verschillen per ras. Daarom heeft het zin om rassenproeven te doen.”
Meer combinaties volgden, maar de conclusie werd niet anders. Een mix van verrood, rood en blauw licht zorgde voor de beste en meest energie-efficiënte bladspreiding. Gelukkig ook bij de eerste Hollandse bollen, die op het einde van de proef leverbaar waren. Duin: “Met deze resultaten waren de telers heel tevreden. Zij weten welke lampen ze moeten aanschaffen. En snappen hoe ze kunnen sturen met verhoudingen lichtkleuren om een bepaald effect te krijgen.”
Beste lichtrecept
Na deze fundamentele eerste stap schaalden de onderzoekers de proef op bij Proeftuin Zwaagdijk. Met een dubbel scherm bootsten zij het schaarse natuurlijke licht (gelijk aan 1%) in de tweede teeltlaag na. Ze kozen het beste (rood, verrood, blauw) en slechtste lichtrecept (rood) uit in twee lichtintensiteiten, 50 µmol en 25 µmol. Die zetten ze naast een vak zonder belichting. Twee rassen deden mee in de proef, Leen van der Mark en Purple Prince.
De vraag was of wat ze in klimaatkamers zagen, ook op grotere schaal werd gevonden. Dat kwam grotendeels overeen. De bladspreiding was slecht zonder belichting. De combinatie rood, verrood en blauw licht gaf ook hier het beste resultaat. Bij rood licht bleef vooral de spreiding van het tweede blad achter. Hogewoning: “Opvallend was dat rood licht beter presteerde dan in de klimaatkamer voor wat betreft spreiding van het eerste blad. Dat lijkt te wijten aan seizoensinvloed. De geteste bollen waren van zwaardere kwaliteit dan in de eerdere proef.”
Hoger oogstgewicht
In de kwaliteit van de geoogste tulpen, uitgedrukt in gewicht en lengte, sprongen de tulpen met het beste lichtrecept er iets positiever uit. “Gewicht is een belangrijke factor, omdat telers daarvoor een ondergrens afspreken met afnemers. Bij het lichtrecept met rood, verrood en blauw licht waren de bloemen het zwaarst. En bovendien bijna een dag sneller oogstbaar”, legt Duin uit. En goed om te weten: lichtintensiteit 50 µmol of 25 µmol maakte weinig verschil uit in kwaliteit. Maar dit zal ook rasafhankelijk zijn.
Samenhang ver te zoeken
Een belangrijk tweede doel van de grotere proef was de samenhang met bladkiep. Duin: “Om die te kunnen onderzoeken, hebben we het klimaat zo gestuurd dat er makkelijk bladkiep kon ontstaan. Dat betekent dat we een hoge RV en lage EC aanhielden.”
Dat lukte wel héél goed. In alle drie de proefronden ontstond er een hoog percentage bladkiep, van 8% tot wel 95%. Een duidelijke samenhang met bladspreiding was echter ver te zoeken. “Beter gespreide bladeren hadden niet minder last van bladkiep. Soms was het zelfs andersom. We kunnen daarin absoluut geen lijn vinden. Bladspreiding is dus niet het ei van Columbus”, stelt Hogewoning vast. Ook die fabel is daarmee ontkracht.
Om tafel
Een onderzoek zou niet compleet zijn zonder nieuwe vragen. Als betere spreiding niet helpt om bladkiep te voorkomen, wat dan wel? Is er ook geen samenhang tussen bladspreiding en bladkiep als het klimaat minder ongunstig is? De onderzoekers laten weten dat ze met de telers en andere financiers om tafel gaan of er nog een vervolg komt.
Samenvatting
Onderzoek toont aan wat het beste lichtrecept is voor tulpenbroei in meerlagenteelt. Met een combinatie van rood, verrood en blauw licht spreiden de tulpen het best. Ook zijn de geoogste tulpen beter van kwaliteit. Een betere bladspreiding zorgt echter niet voor minder bladkiep.
Tekst: Karin van Hoogstraten. Foto’s: Fotostudio Wick Natzijl en Plant Lighting.