Robert van Rijckevorsel van Kwekerij De Lies uit Breda teelt voor het tweede jaar zijn komkommers en tomaten op een organisch substraat van onder andere kokos en veen. Hij is enthousiast over het resultaat. “De bodem is de basis en nu deze goed is, zie ik gaandeweg een sterkere en dus weerbaardere plant ontstaan.”

’s Ochtends zijn de teeltbakken lichter dan ’s avonds, maar toch groeit het gewas goed genoeg. Teler Robert van Rijckevorsel werkt naar een intering toe van 13 tot 14%. Het vochtvasthoudend vermogen blijkt in dit organische substraatmengsel veel groter dan hij in eerste instantie had gedacht. “Eigenlijk kon je dit het beste zien tijdens de tomatenteelt deze winter”, zegt hij.
“Om te kunnen stomen, moeten we de bakken op tijd droogzetten en dus op tijd remmen met water, maar aan de plant zelf zagen we heel lang niks. Hij bleef er even fris bijstaan als ervoor. Het substraat bleef nog heel lang water afgeven. Pas als je zo’n verschil ziet, dan word je wakker en dan zie je dat de plant minder water nodig heeft en dus durf je ook steeds droger te gaan.”

Kiezen voor de alternatieve weg

Van Rijckevorsel heeft in 2000 Kwekerij De Lies van zijn vader overgenomen. Als derde generatie teelt hij drie keer per jaar komkommers en in de winter tomaten als wisselteelt op 4 ha onder glas. Voor het tweede jaar teelt hij niet meer in steenwol, maar in bakken gevuld met een organisch substraatmengsel bestaande uit 25% veen, 25% kokos, boomschors, houtvezel en rijstkaf. De houtvezel is geproduceerd door Lensli en aangeënt met Trichoderma. “De reden dat we dit zijn gaan doen had vooral te maken met het feit dat we zochten naar meer zuurstof in het substraat. Daarnaast ging de steenwolprijs omhoog en dus wilden we wat anders. In principe ben ik niet zo’n bio-man, maar als de chemie er toch op termijn uitgaat, wil ik wel goed voorbereid zijn, dus dan ben ik er liever nu al mee bezig dan dat ik op het laatste moment moet gaan uitzoeken hoe het allemaal werkt.”
De teler sloeg de alternatieve weg in. “Dat betekent dat je wel moet accepteren dat niet alles meteen werkt. Vaak loopt het eerst uit de hand en pas daarna krijg je het onder controle. Het vraagt een andere manier van denken, meer preventief dan curatief. Zo zetten we een week na het planten al bio in als basis. In de grond moet je ook zo denken. Daarom geven we ook Trichoderma Asperello mee. Je moet op tijd dingen aanpakken.” Jantineke Hofland-Zijlstra van adviesbureau Weerbare Plant, vergelijkt het met een inbreker: “Hoe meer sloten je op je deuren hebt, hoe langer het duurt en hoe lastiger het wordt om een buit te pakken. Zo werkt het met plantenziektes ook.”

Bodem als basis

In eerste instantie legde Van Rijckevorsel vier jaar geleden al een proef aan, waar hij het organisch substraat in één rij wilde uittesten, maar water sturen op één rij bleek bijna onmogelijk. Uiteindelijk besloot hij twee jaar geleden zijn hele kas uit te rusten met dit organisch substraat. “Ik ben ervan overtuigd dat als het in de grond goed gaat met het gewas, het boven de grond ook goed gaat.”
Hofland-Zijlstra, die tien jaar als praktijkonderzoeker bij Wageningen University & Research in Bleiswijk heeft gewerkt, beaamt dit. “Een sterke wortel zorgt voor een sterkere plant. Het ontwikkelen van een weerbare plant vraagt om een integrale benadering. Behalve dat het uitgangsmateriaal goed moet zijn, moet het substraat zo’n hoeveelheid voedingsstoffen bevatten dat het zowel de plant zelf als de biologie in de bodem kan voorzien. De bodem is dus echt de basis.”

Strak meten

Maar de teler had wel zijn voorwaarden. “Je weet niet waar je aan begint, dus ik wilde wel dat er strak gemeten zou worden. Het vochtgehalte in de bodem en het gewicht van de bak worden sindsdien continu gemeten, en plantsapanalyses worden uitgevoerd. Als het gaat om de eerste twee ziet Van Rijckevorsel een repeterende curve. Zo ligt het verzadigingspunt elke dag rond hetzelfde tijdstip en de vochtmeters laten eenzelfde trend zien vergeleken met steenwol. Daarnaast heeft hij elke twee weken plantsapanalyses uitgevoerd, maar daarin zat geen significant verschil, waardoor hij geen reden zag zijn voeding aan te passen.
Het vinden van een passend watergeefsysteem was toch wel de grootste zoektocht het eerste jaar, geeft hij aan. “Dit substraat reageert heel anders dan steenwol en dat komt niemand je vertellen, dus je moet het zelf uitzoeken. In het begin gaven we dan ook veel te veel water, maar nu durven we steeds droger te gaan. Toen hij nog steenwol had, had hij de druppelirrigatie tussen 9.00 uur en 21.00 uur aanstaan en gaf ’s nachts nog water bij. Met het organische substraatmengsel staat de druppelirrigatie tussen 9.00 uur en 19.00 uur aan en kan hij ’s nachts achterwege blijven. “Het is nu de vraag hoe ver kun je zakken zonder groeivermindering te veroorzaken.”

Leergeld betaald

Het eerste jaar heeft hij zijn leergeld wel betaald, stelt hij. “Het is niet alleen dat je om moet schakelen naar een andere manier van telen, maar het hele teeltsysteem moet je herontwerpen. Naast teeltuitdagingen, liepen we tegen logistieke en arbeidstechnische problemen aan. Zo pasten de bakken waar het substraat in gaat, niet goed op de teeltgoten, dus moet je daar weer iets voor vinden waardoor die bakken wel goed blijven staan. Daarnaast is het bewerkelijker. Stomen kost ons meer arbeid dan steenwol.”
Toch vindt hij het mengsel ‘mooi verwerkbaar spul’. “Ik heb ook wel eens een substraat van 100 procent kokos geprobeerd, maar dat blijft toch te nat en kokos gaat klonteren. Perliet vind ik weer te droog. Als er wat gebeurt met je watersysteem, dan heb je al snel problemen. Dit nieuwe mengsel heeft daarentegen wel een buffer.”

Een sterkere plant

Maar heeft hij een weerbaardere plant weten te telen? “Ja dat denk ik wel. “We zijn niet vrij van Pythium, het is latent aanwezig. Maar we hebben vooral in de zomer veel minder problemen.” Toch is het lastig vergelijken omdat hij dit jaar na de teeltwisseling over is gestapt op een ander systeem. “We doen nu ook aan tussenplanten, dus helemaal vergelijkbaar met het jaar ervoor is het niet. Maar wat ik wel kan zeggen is dat de weggroei veel makkelijker gaat. Ik zie een sterkere plant. Dat uit zich in een donkere bladkleur en harde groei.” Ook zag hij het duidelijk terug in de productie. “Ik kan daar geen percentages aan hangen, maar over het algemeen wordt gesteld dat als je overschakelt op een meer biologisch systeem, je terugzakt in productie, maar dat hebben we zeker niet gedaan.”

De wortels zitten overal

Hofland-Zijlstra noem het een revolutie in substraatland. “Ik zie dit organisch substraat als een mooie oplossing om de bodembiologie vroegtijdig in de teelt te stimuleren, zodat plantenziekten minder vrij spel krijgen. Steeds vaker blijkt dat telen op een steriel substraat, met weinig houvast voor gunstige microben, de problemen vergroot. Wat dat betreft is een omslag nodig. Ik verwacht dat telen op rijker organisch materiaal de toekomst wordt.”
Ondertussen tilt de teler een plant aan de stengel uit de bak. Wortels krioelen door het substraat. “Kijk”, wijst hij. “Bij steenwol zitten er geen wortels bovenin. Hier wel. Dit hebben we vijf dagen geleden geplant en de wortel zit overal. Het laat duidelijk zien dat de wortel het naar zijn zin heeft en dat de verhouding zuurstof-water goed is. Hierdoor ben ik ook niet bang om drie keer per jaar komkommers te planten. Voorheen maakte ik me nog wel eens zorgen of de nieuwe aanplant wel goed zou wortelen in de zomer als de temperaturen oplopen naar dertig graden, maar die angst heb ik niet meer. Met zo’n wortelgestel, daar word je als teler blij van.”

Tekst en beeld: Marjolein van Woerkom