Nesi (Nesidiocoris tenuis) was afgelopen jaar wederom een groot probleem op verschillende tomatenbedrijven. En mede dankzij de warme zomer dook de schadelijke roofwants ook in allerlei nieuwe teelten op. “We zagen het beestje zelfs buiten”, vertelt onderzoeker Gerben Messelink. Het lijkt er volgens hem dan ook sterk op dat de roofwants zich definitief in Nederland heeft gevestigd. Dat vraagt om een doordachte aanpak van het plaaginsect. Het onlangs afgeronde project ‘Plaagbestrijding met omnivore roofwantsen’ biedt zicht op een oplossing.

Wageningen University & Research, businessunit Glastuinbouw in Bleiswijk onderzocht een drietal soorten roofwantsen van de familie Miridae, die de vestiging van Nesi in de tomatenteelt kan beperken. Dat is dezelfde familie waartoe Macrolophus en Nesi zelf behoren.
“Miridae zijn allemaal omnivoren”, verduidelijkt Messelink, “ze eten dus zowel planten als andere insecten en elkaar. Echter, hun voedselvoorkeur en de reacties die ze in planten induceren verschilt per soort. Macrolophus is bijvoorbeeld een prima predator terwijl Nesi veel plantschade veroorzaakt. Onze uitdaging was dus om een roofwants te vinden die het gewas spaart, plagen goed bestrijdt en de ontwikkeling van de schadelijke roofwants remt.”

Verstoort teeltsysteem

Nesi is een extreem lastige plaag voor de glastuinbouw. Het plaaginsect prikt in vruchten en bloemen en zorgt voor necrotische ringen waardoor stengels afbreken. Ze belemmeren de groei van de plant, wat leidt tot misvormingen. Koppen vallen uit, de productie stagneert. En heel vervelend, deze roofwants is moeilijk selectief te bestrijden. De inzet van chemische middelen is niet wenselijk aangezien deze ook Macrolophus aantasten. Een plaag als wittevlieg krijgt dan weer vrij spel. Messelink: “Nesi verstoort het hele teeltsysteem. Alleen met een doordachte geïntegreerde aanpak kunnen telers de controle terugkrijgen. Vandaar onze zoektocht naar potentiële natuurlijke vijanden. Ons onderzoek richtte zich op drie kandidaten: Dicyphus errans, Dicyphus bolivari en Dicyphus cerastii.”
Vorig jaar april vertelden Messelink en zijn collega Ada Leman in Onder Glas al over een eerste succes van hun onderzoek. Tijdens de kasproeven met tomatenras Brioso RZ bleek dat in de insectenkooien waar de ‘nieuwe’ roofwantsen een populatie hadden opgebouwd, de vestiging van Nesi gemiddeld met 90% werd teruggedrongen.

Effect op kas- en tabakswittevlieg

Messelink: “Dit effect stemde ons zeker positief, maar was slechts één onderdeel van het onderzoek. Voordat je een beestje toevoegt aan je biologische bestrijding wil je uiteraard ook zijn andere gedragingen kennen. Daarom onderzochten we alle drie de kandidaten op eigenschappen als ontwikkeling van een populatie, mate van zelfregulering en eventuele schade aan bloemen of vruchten. Ook testten we de roofwantsen op bestrijdingsmogelijkheden tegen kas- en tabakswittevlieg.”
Alles bij elkaar leverde dat heel veel uitkomsten op waaruit de onderzoekers voorzichtige conclusies hebben getrokken. Messelink benadrukt wel dat deze eerste conclusies zijn gebaseerd op kasproeven van WUR en dat de praktijk weerbarstiger kan zijn. “Nesi is een zeer warmteminnend beestje en zal of kan onder andere omstandigheden anders reageren.”

Overstappen of aanvullen?

Nadat de onderzoekers alle plussen en minnen tegenover elkaar hadden gezet, kwam Dicyphus errans als beste uit de bus. “Bolivari had moeite om onder hete omstandigheden een goede populatie te vormen en bij cerastii constateerden we relatief veel schade aan vruchten. Errans scoorde op alle onderzoekspunten een voldoende. Deze roofwants kan zich jaarrond goed vestigen in een gewas, veroorzaakt nauwelijks schade – alleen vruchtschade bij hoge dichtheden – en bestrijdt zowel Nesi als Tuta en wittevlieg.”
Een mooie score, die gelijk de volgende vraag oproept bij Messelink. Gaan we in de toekomst volledig switchen van Macrolophus naar errans of kan deze laatste beter als aanvulling worden ingezet? “Want ja, errans is veel sterker op Nesi, maar bij de bestrijding van bijvoorbeeld Tuta is Macrolophus toch echt de betere.”
Hij pleit dan ook voor verder onderzoek naar gedragingen van de nieuwe roofwants, al dan niet in combinatie met Macrolophus, in verschillende cultivars die variëren in plaagdruk en plaagdiversiteit. “Wellicht kunnen we dan per teelt een antwoord op maat formuleren.” Eén ding is in ieder geval zeker: met errans heeft de sector een speler die nieuwe mogelijkheden biedt voor plaagbestrijding in tomaat.

Verder onderzoek

Het driejarige project is nu ten einde en de onderzoeksresultaten zijn bekendgemaakt. De interesse in errans is gewekt, merkt Messelink. Telers houden het beestje nauwlettend in de gaten en biologische firma’s hebben al kweken opgestart. Vooralsnog is de nieuwe predator niet commercieel inzetbaar.
Messelink hoopt dat de sector zich achter verder onderzoek naar de mogelijkheden schaart. “Gezien de potenties van deze wants is dat zeker de moeite waard. Met aanvullende testen kunnen we een nog betere strategie ontwikkelen. Want naast selectieve bestrijding door errans zien we kansen om de vestiging van Nesi in het gewas te verlagen door te werken met lokplanten. De mogelijkheden daartoe in tomaat willen we graag nader onderzoeken.”

Bankerplanten in roos

Dat alternatieve waardplanten een positief effect op de bestrijding van plagen kunnen hebben, kwam bij ditzelfde onderzoek sterk naar voren in roos. Parallel aan tomaat werd namelijk ook in roos en gerbera de werking van de drie roofwantsen getest. Eerder bleek al dat het houtachtige gewas van roos de wantsen parten speelt bij de vestiging.
De onderzoekers plaatsten daarom geschikte waardplanten waarop ze zich konden vermeerderen, zogenaamde bankerplanten. Volgens Messelink bleken deze een mooie uitvalsbasis voor de predatoren. In het midden van een 100 m2 grote rozenkas plaatsten ze enkele koningskaarsen, Verbascum thapsus. Hier voedden de roofwantsen zich waarna ze weer richting het rozengewas vlogen. “Vooral de uitgezette Echinotrips werd via deze tactiek goed bestreden. Zie hier, een praktische oplossing waarmee telers zo aan de slag kunnen.”
Wageningen University & Research en Glastuinbouw Nederland initieerden het project ‘Plaagbestrijding met omnivore roofwantsen’. Het onderzoek liep van 2016 tot 2018 en werd gefinancierd door het Ministerie van LNV, Gewascoöperatie Tomaat, Gerbera en Roos, Stichting Programmafonds Glastuinbouw en Koppert Biological Systems.

Tekst: Jojanneke Rodenburg, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke