Groenterassen voor de gangbare en biologische teelt moeten aan dezelfde eisen voldoen, maar de volgorde in prioriteiten is anders. Bij de laatste staat resistentie of tolerantie tegen ziekten altijd op één. Biokwekerij Poldervaart in Vierpolders ziet dat de beperkte mogelijkheden in rassenkeuze van het verleden definitief voorbij zijn.

Toen André Poldervaart in 1999 omschakelde naar biologische glasgroenteteelt waren er nog maar weinig rassen die speciaal waren ontwikkeld voor deze teelt. “Je moest het vaak doen met rassen die voor de substraatteelt waren afgevallen omdat ze te weinig produceerden, maar die voor de grondteelt wel geschikt bleken omdat ze de goede resistenties hadden. Gevolg was dan wel dat je te maken had met de lagere productiecapaciteit”, haalt hij in herinnering.
Het was in alle opzichten pionieren in het begin. Toen hij voor de keuze stond tussen opschalen en specialiseren, koos hij voor het laatste; bovendien sprak de biologische aanpak hem aan. Hij had altijd in de grond geteeld, dus op dat vlak had hij ruim voldoende vakkennis. “Maar verder was het echt vallen en opstaan. Je moet er mee om kunnen gaan dat het gewas af en toe flink wordt aangetast. Dit is ook nu nog zo.” In de kas laat hij zien dat de eerste luizen zich al hebben aangediend in de kop van de jonge paprikaplanten.

Zelfvoorzienend

Het bedrijf telt nu 3 ha kas en 7 ha vollegrond met gras/klaverland en luzerne. Een deel van deze gewassen vindt zijn weg als bemestingsbrokjes naar de kas. Zo wordt het idee van kringloop op het bedrijf ingevuld, noodzakelijk omdat dat één van de kernideeën is van de biologisch-dynamische teelt. “Op verzoek van afnemer Zann zijn we in 2004 overgegaan op biologisch-dynamisch (BD) onder het merk Demeter. De reden was de vraag in Duitsland. Dat liep lange tijd goed maar Duitsland wordt steeds meer zelfvoorzienend op dit vlak”, vertelt Poldervaart.
De BD-werkwijze heeft nog meer consequenties: zo is stomen niet toegestaan en is belichting een discussiepunt; overigens belicht het bedrijf niet. De drie gewassen tomaat, paprika en komkommer rouleren over de drie afdelingen van de kas. Zo vult het bedrijf de verplichte wisselteelt in. Dat is geen straf: “Het is heel leuk dat je meerdere gewassen teelt; je moet van alles verstand hebben en het geeft variatie in het werk”, zegt hij.

Robuust systeem

De bodem krijgt veel aandacht. “De grond is van oorsprong zware klei, maar we hebben het organische stofgehalte flink omhoog gebracht, onder andere met compost van Orgapower”, vertelt zoon René Poldervaart. Verder versterken ze de bodem met nuttige schimmels, bacteriën en BD-preparaten.
Alles is gericht op een robuust systeem dat om kan gaan met aanwezige ziekten en plagen en tot een goede productie komt. Daarbij horen zeker ook sterke rassen. “In het verleden zag je nog wel eens dat de resistentieveredeling achterbleef. Daarom zijn we overgestapt naar de rassen van Vitalis Biologische Zaden, die speciaal voor de biologische teelt zijn ontwikkeld”, vertelt vader Poldervaart.
Het biologisch veredelingsbedrijf bestaat nu 25 jaar en is een zelfstandig onderdeel van Enza Zaden. “We waren op zoek naar meer zekerheid en deze veredelaar is erg gericht op resistentie tegen meeldauw en bontvirus bij komkommer en Cladosporium bij tomaat.” Cladosporium (bladvlekkenziekte) was eigenlijk niet zo’n probleem meer, tot in 2010 een nieuw fysio opdook, die veel agressiever is. “Daardoor zijn we naar andere rassen gaan kijken”, vertelt hij.

Prioriteitsvolgorde

Bij trostomaat hebben ze gekozen voor het ras Codino, bij cocktail voor Annamay, bij de cherry’s een ras dat alleen nog een nummer heeft. Bij komkommer (hogedraad) kiezen ze bij de eerste teelt voor Dee Gree en bij de tweede voor Dee Lite, beide met een goede resistentie tegen meeldauw en komkommerbontvirus. De rode paprika is van het ras Marletta en de gele Atalante.
De rassenkeuze is tegenwoordig ruim genoeg, vinden de telers. Bij de keuze kijken ze in de eerste plaats naar resistenties, in de tweede plaats naar de productie en arbeidsvriendelijkheid staat op plaats drie. Dat is ook precies de prioriteitsvolgorde die de veredelaar aanhoudt bij de rassenontwikkeling voor de biologische teelt, zegt Eric van Vliet, sales specialist van Vitalis. “Bij de gangbare teelt ligt de volgorde anders: productie staat op één, gevolgd door werkbaarheid, en dan pas komt de resistentie. Die verschillende focus heeft ertoe geleid dat er nu heel verschillende rassen voor beide teeltrichtingen bestaan. Het gat is best groot, maar het groeit wel naar elkaar toe. Enerzijds hanteren gangbare telers een hogere luchtvochtigheid onder invloed van Het Nieuwe Telen. Dat stimuleert de vraag naar grotere ziekteresistentie. Anderzijds kruipen de resistente rassen qua productie steeds meer richting de niet-resistente”, vertelt hij.

Onderstammen bij paprika

Een andere tendens in de veredeling is aandacht voor de smaak, geeft Van Vliet aan. Enerzijds betekent dat goed smakende lijnen gebruiken als uitgangspunt en daar betere resistenties inkruisen. Anderzijds bij andere producten dan tomaat proberen stappen te zetten. “Je ziet bijvoorbeeld meer belangstelling voor kleinere maten komkommers die beter smaken. Verder hebben we geprobeerd om een groene paprika met een hoger brixgehalte te lanceren, maar dat zet vooralsnog niet door.”
Een andere tendens bij paprika is de toenemende belangstelling voor onderstammen. De screening van geschikte rassen onder praktijkomstandigheden is in volle gang. “Bij tomaat en aubergine zijn onderstammen gemeengoed en bij paprika begint het nu ook. Het is een weg naar betere resistentie tegen aaltjes, maar ook naar genoeg power na de langste dag”, vertelt hij.
Van Vliet verwacht dat het groeiende aandeel biorassen steeds meer zijn stempel zal drukken op de ‘gewone’ veredeling. “Naarmate er meer chemische middelen afvallen, worden resistenties steeds belangrijker”, geeft hij aan.

Tekst en beeld: Tijs Kierkels