Er is volop ontwikkeling bij organische substraten. Een deel ervan zou wellicht passen bij een biologische teelt, maar de letter van de wet verbiedt dat, althans voor de Europese markt. Onderzoeker Chris Blok belicht de ontwikkelingen en argumenten.
Overal ter wereld worden substraatsystemen gebouwd en dat zorgt voor een constante stroom aan nieuwe materialen. In de kamer van Chris Blok bij Wageningen University & Research in Bleiswijk zijn twee kasten gevuld met potjes, zakken en losse basismaterialen. Variërend van bekende categorieën zoals steenwol, perliet, kokos en veen tot polystyreen gemaakt uit melkzuur, biochar gemaakt van rijstkafjes en vliegas uit Japan.
Veel van de nieuwe materialen worden meteen terzijde geschoven als ongeschikt voor een hoogtechnologisch kassysteem en vinden hun plek als curiosum in de collectie. Maar aan de andere kant zijn er steeds ontwikkelingen die wel aandacht verdienen. Er is bijvoorbeeld een lopend project met biochar (een soort houtskool) en ook houtvezels worden interessanter, nu fabrikanten de oude problemen met instabiliteit van het materiaal steeds meer de baas worden.
Politieke beslissing
Organische substraten staan in de belangstelling. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat het bodemleven in zulke materialen gevarieerder is, wat de weerbaarheid tegen hardnekkige bodemziekten verhoogt. En in principe zouden ze binnen een biologische teelt passen, voert Blok aan. De Europese Unie heeft echter vorig jaar bekrachtigd dat biologisch synoniem is aan grondteelt, behoudens uitzonderingen voor Scandinavische landen. Biologische telers die exporteren naar de VS mogen wel op substraat telen. Wat ‘biologisch’ wordt genoemd en wat niet, is dus een politieke beslissing en het onderzoek moet voorbereid zijn op nieuwe winden die kunnen gaan waaien.
Blok kan tal van voordelen noemen als je biologische teelt op substraat ook voor de Europese markt zou toestaan. “Een belangrijk milieuargument zou kunnen zijn dat je geen uitspoeling meer hebt van mineralen. Uitspoeling krijgt wel aandacht binnen de biologische teelt, maar de verleiding bestaat toch om met de bemesting op zeker te spelen. Een ander argument is dat je bij substraatteelt het watergebruik reduceert. En de ziektebeheersing kan onder voorwaarden gemakkelijker zijn.”
Op grote schaal biologisch
Daarnaast zou toestaan van biologisch substraat voor een echte transitie kunnen zorgen: “Als je dat toestaat, zou de Nederlandse voedingstuinbouw op heel grote schaal biologische groenten kunnen bieden. Veel bedrijven zijn in staat de bestrijding louter biologisch aan te pakken en wanneer je organische meststoffen druppelt, voldoe je aan de eis dat je geen kunstmest mag gebruiken. Dit zou voor veel – nu gangbare – bedrijven haalbaar zijn.”
Er is altijd een interactie tussen het substraatmateriaal en het bemestingssysteem. In de gangbare teelt is dat voldoende uitgedokterd. Bij nieuwe organische materialen is het een punt van aandacht. Ook de bestaande hoofdcategorieën kennen allemaal hun eigen gebruiksaanwijzing. “Een punt is dat ze allemaal nogal nat van aard zijn en dus vegetatieve groei bevorderen: compost het meest, kokos het minst. Daar moet je rekening mee houden door minder water te geven, de start- en stoptijden dichter bij elkaar te brengen en kleinere beurten aan te houden. Bij vruchtgroenten wordt een droge start geadviseerd”, vertelt hij.
Bij gelijktijdig gebruik van organische materialen én organische meststoffen verdubbelt het zuurstofgebruik in de mat; ook dat is een punt van aandacht.
Houtvezels
Compost kan ziekteonderdrukkend werken, maar is een erg lastig materiaal, geeft Blok aan. De top-vier van mogelijke problemen: te hoge EC, te hoge pH, te snel afbreekbaar en te fijne structuur, en daardoor snel te nat. Houtvezels kenden die laatste twee bezwaren ook, maar bij dit materiaal zijn er veel ontwikkelingen: de nieuwste soorten kennen veel minder fijn materiaal en zijn van andere houtsoorten gemaakt; daardoor breken ze minder snel af. “De huidige soorten zijn duidelijk stabieler. We zijn in overleg met leveranciers of ze nog dikkere houtvezels kunnen produceren. Dat zou de stabiliteit verder verhogen en daarmee het probleem verkleinen dat bacteriën stikstof wegvangen bij de afbraak.”
Voorraadbemesting
Bij biologische grondteelt is een voorraadbemesting gebruikelijk. Bij teelt op substraat gaat de voorkeur uit naar andere manieren en daar zit ontwikkeling in. “Bij bemesting via de druppelaars gaat de productie 10 tot 15% omhoog. Dat moet dan met organische meststoffen, want kunstmest is taboe. Die eis leidt tot tal van uitdagingen door overmatige bacteriegroei, zuurstoftekorten in de leidingen en verslijming bij de druppelaars zelf. Je moet het systeem grondig aanpassen, bijvoorbeeld door verdergaand voorbehandelde meststoffen, grotere druppelaars en tussentijds reinigen met toegestane ecologische middelen”, zegt hij.
Maar ook een voorraadbemesting met langzaam vrijkomende meststoffen biedt mogelijkheden. Dat kunnen dan niet de gebruikelijke formuleringen zijn, want die bestaan uit kunstmest in harsbolletjes en beide onderdelen zijn niet biologisch. De mogelijkheden van organische omhullingen als chitine zijn in onderzoek.
Ziektebeheersing
“Een andere onderzoekslijn is of je organische meststoffen niet vooraf kunt raffineren tot druppeldoseerbare oplossingen. Het gaat dan om vleesresten, sojaschroot of lupine die fabrieksmatig worden behandeld zodat de meststoffen vrijkomen. De vraag is wel of verdergaand behandelde organische meststoffen nog binnen de biocertificaten vallen”, geeft hij aan.
De mogelijkheden voor ziektebeheersing zijn in een organisch systeem ruimer. Dat komt doordat er meer soorten micro-organismen aanwezig zijn en in grotere aantallen dan in minerale substraten, zoals steenwol. “De potentie van ziektewerendheid zit erin, maar de stuurbaarheid van de populaties is nog wel een vraag. We kunnen de uitgangssituatie meten en bepalen wat het ideaal zou zijn. Maar de weg ernaar toe is lastig. Eén methode is om nuttige micro-organismen toe te voegen, maar we zien ook regelmatig dat die het niet redden”, geeft de onderzoeker aan.
Principiële opstelling
Er zit ruimte tussen de geest van biologische telen en de letter van de wet. Toestaan van biologisch substraat zou een milieuvoordeel kunnen betekenen, denkt Blok. “De vraag is nu: wie gaat dit verhaal vertellen. Het is een mogelijkheid om de hele Nederlandse tuinbouw meer naar de ecologische kant te trekken. In de VS en Australië zien ze substraatteelt niet als conflicterend met biologische teelt. In Europa overheerst een principiële opstelling. Maar die hoeft niet altijd tot een beter milieu te leiden.”
Samenvatting
Er komen steeds nieuwe organische substraten op de markt. In principe zou een deel ervan binnen biologisch teelt passen. Voor de EU-markt is dat uitgesloten, voor de VS-markt is het toegestaan. In feite is een groot deel van de Nederlandse voedingstuinbouw in staat biologisch te telen op substraat. Dat zou een transitiesprong betekenen, voert onderzoeker Chris Blok aan. Er zijn technisch wel haken en ogen.
Tekst: Tijs Kierkels. Beeld: Wilma Slegers.