Vanwege de gestage afkalving van het pakket toegelaten chemische insecticiden én de wens om duurzaam te produceren, maakt het gros van de telers inmiddels gebruik van biologische bestrijders en van bio-insecticiden. De keuze in groene middelen wordt geleidelijk ruimer. Ondanks de aanwas van nieuwe producten ziet productspecialist Arno van der Zwan van Koppert een sterke groei van een product dat al sinds 1989 op de markt is. Hij heeft daar een paar verklaringen voor.
Van der Zwan doelt op Mycotal, een microbiologisch preparaat op basis van de insecten-pathogene schimmel Lecanicillium muscarium, stam Ve6. Eind jaren tachtig bracht Koppert het product op de markt, waar het een bescheiden aandeel verwierf in biologische en IPM-strategieën voor plaagbeheersing. Aanvankelijk vond het vooral toepassing in vruchtgroenteteelten, waar de biologische bestrijding van plaaginsecten eerder werd opgepakt dan in de sierteelt.
“Nu zien we dat ook siertelers bio-insecticiden omarmen”, aldus de productspecialist microbiologie voor siergewassen. “Dat heeft door allerlei oorzaken heel wat jaren geduurd, maar het is goed om te zien dat het gebeurt.”
Andere werkingsprincipes
Een aspect van bio-insecticiden waaraan veel telers moe(s)ten wennen, is dat er vaak meerdere behandelingen op rij nodig zijn om een plaagpopulatie effectief te onderdrukken. Groene middelen werken meestal anders dan de chemische middelen van weleer, waarmee je in één behandeling een snel bestrijdingsresultaat kon realiseren van soms wel 95% of meer.
“Bio-insecticiden worden meestal niet door de plant opgenomen en hebben dus geen systemische werking; je moet de insecten echt raken”, verklaart Van der Zwan. “Bovendien kunnen de omstandigheden waaronder insecten-parasitaire bacteriën, schimmels of aaltjes optimaal werken vrij nauw luisteren, of beperkt die werking zich soms tot de kwetsbaarste ontwikkelingsstadia van het insect. Last but not least hebben deze middelen vrijwel altijd een trage aanvangswerking. Het duurt soms meerdere dagen voordat een geïnfecteerd insect echt het loodje legt. Dat zijn allemaal factoren waardoor het bestrijdingsresultaat aanvankelijk tegen lijkt te vallen.”
Blokbehandelingen
Meerdere toepassingen op rij van één middel (blokbehandelingen) vergroten de raakkans en kunnen soms ook voor een stapeleffect van werkzame bestanddelen zorgen. “Je moet er iets meer geduld voor hebben, maar uiteindelijk wordt het doel hiermee wel bereikt”, vertelt de biologische gewasbeschermingsspecialist. “Bij Mycotal werkt het ook zo. De optimale werking wordt meestal verkregen nadat het product drie of vier weken op rij is toegepast. Dat weten we al heel lang, maar voor telers is dat wel even wennen. Je moet er echt op leren vertrouwen.”
Groeiend vertrouwen
Wie voorheen het geduld niet had of het vertrouwen in biologische bestrijding ontbeerde, kon vrij gemakkelijk terugvallen op chemische middelen. Dat is nu goeddeels verleden tijd. Telers, zowel in de voedingstuinbouw als in de sierteelt, kunnen nauwelijks meer om biologische bestrijders en groene middelen heen.
Mede dankzij de introductie van nieuwe natuurlijke vijanden en groene middelen winnen IPM-strategieën aan kracht en populariteit, stelt Van der Zwan. In die strategieën is ook plaats voor middelen die al lang op de markt zijn.
De productspecialist: “Het is opmerkelijk dat het preparaat dit jaar een flinke omzetgroei realiseert. Die is vrijwel volledig toe te schrijven aan het sierteeltsegment, waar een inhaalslag plaatsvindt in de transitie naar groene gewasbescherming. Ik moet daar wel bij aantekenen dat wij het productieproces de afgelopen jaren op enkele punten hebben verbeterd en dat het middel daardoor efficiënter is toe te passen in de kas. Dat hebben we afgelopen winter onder de aandacht gebracht van telers en adviseurs.”
Blasto- en conidiasporen
Naast de brede werking op wittevlieg, trips, wolluis en (in iets mindere mate) op bladluizen noemt Van der Zwan de werkzaamheid bij lage temperaturen (vanaf 5°C) als onderscheidend kenmerk. Wellicht nog belangrijker is het gegeven dat het direct werkzame blastosporen bevat.
“De meeste schimmelpreparaten, ook van de nieuwe generatie, bevatten conidiasporen. Wanneer deze op het te bestrijden insect terechtkomen gaan zij over tot de vorming van blastosporen, die het eigenlijke werk doen”, legt de specialist uit. “Het product bevat uitsluitend direct werkzame blastosporen, waardoor het een relatief snelle aanvangswerking heeft. Dat spreekt telers aan. Desondanks adviseren wij om ook dit middel in blokbehandeling toe te passen zodra de plaagdruk oploopt of de biologische bestrijding uit de pas begint te lopen. Ruim dertig jaar ervaring leert dat je daarmee de beste resultaten boekt.”
Tekst: Jan van Staalduinen