In de zomerperiode staat gewasbescherming bij veel gerberatelers boven aan het lijstje. Vanaf het voorjaar is men gestart met het inzetten van biologische bestrijders tegen witte vlieg, mijten, trips en spint. Op de meeste bedrijven, werkt de biologie inmiddels volop maar toch moet er geregeld nog chemisch worden gecorrigeerd. De resultaten van de geïntegreerde bestrijding vallen de laatste jaren eigenlijk tegen en ook dit jaar is het weer een hele strijd. Tegen wittevlieg is er de laatste jaren nog de meeste vooruitgang geboekt.

Telers zijn beter in staat om relatief schoon de winter uit te komen en we hebben veel geleerd qua uitzetstrategie ten aanzien van Swirskii, Encarsia en Delphastus. Wittevlieg is, op een enkele uitzondering na, geen echt groot probleem meer. De problematiek met mijten, rupsen, spint, wol- en dopluis en soms mineervlieg lijkt echter alleen maar groter en vooral onvoorspelbaarder te worden. Dit voorjaar is te zien dat bij veel bedrijven er vakken in de mijten ‘lopen’ of worden opgevreten door de rups. Het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde correctiemiddelen draagt hier zeker toe bij, maar ook is zichtbaar dat chemie soms een korte termijn oplossing kan zijn. Ook nemen de problemen met dop- en wolluis toe. Doordat minder gezwaveld kan worden, is het risico op meeldauw groter.

Meeldauw geeft nog de meeste economische schade. Als een teler te laat ingrijpt kan een gewas binnen een paar dagen stijf staan van de meeldauw en dan is de groei er voor weken uit. Nieuwe plagen als dopluis en wolluis zijn er de laatste jaren bijgekomen en hierdoor is er bij veel telers een onrustig onderbuikgevoel ingeslopen. Zijn we nog wel op de goede weg met geïntegreerde bestrijding?

Hoe anders is dit bijvoorbeeld in een land als Canada. Daar lijkt het allemaal veel makkelijker te gaan met genoemde plagen in gerbera. Waar zit ‘m dit in? Regelmatige bezoeken aan Canada de laatste jaren laten zien dat de mindset van deze telers anders is. Zij hebben vanuit het verleden veel minder kunnen leunen op chemie en waren al enkele jaren geleden noodgedwongen afhankelijk van een goed lopend geïntegreerd systeem. Er was geen andere keuze.

De continue, regelmatige, maar vooral overvloedige inzet van natuurlijke vijanden, de acceptatie van een lichte mate van aantasting en het niet meer chemisch ingrijpen – wat veelal leidt tot kort gewin – heeft ertoe geleid dat gerberatelers in het Noord-Amerikaanse land bijna niet meer spuiten.

Er wordt voornamelijk in kassen met folie- of polycarbonaatdek geteeld. Een aantal telers belicht, maar minder dan in Nederland. Er wordt noodgedwongen meer gestookt met de verwarming in de winter. Veel bedrijven hebben eenzijdige luchting. Klimaat en kwaliteit van licht spelen ook een cruciale rol in het slagen van dit geïntegreerde systeem in gerbera overzee. Er is op dit vlak veel te leren van collega’s in Canada. Tijd om deze nieuwe uitdagingen op te pakken.

Marco de Groot
FloriConsultGroup