Helemaal nieuw zijn schuimbolletjes van polymelkzuur. Jaren bekend, maar opnieuw in de belangstelling staat biochar van rijstekaf. Beide materialen kunnen hun weg vinden naar duurzaam substraat met minder veen dat niet alleen milieuvriendelijk is, maar ook planten goed laat groeien. Dat is uiteindelijk de bedoeling van het project ‘Innovatieslag groeisubstraat tuinbouwketen’.

In de kassen van Wageningen UR Glastuinbouw in Bleiswijk staat momenteel een proef met kalanchoë en potchrysant waar een deel van het veen in het potgrondmengsel is vervangen door compost. Deze proef is onderdeel van een breed driejarig project naar alternatieven voor veencomponenten. Dit project wordt voor de helft gefinancierd door het Ministerie EZ en voor de andere helft door het bedrijfsleven. Veel bedrijven zijn betrokken in deelprojecten.
Inmiddels zijn twee jaar voorbij gevlogen. In die tijd hebben enkele deelprojecten al interessante resultaten opgeleverd. Substraatonderzoeker Chris Blok laat een aantal kanshebbers zien die in de toekomst mogelijk een plaats gaan verwerven binnen de brede reeks van tuinbouwsubstraten. En passant geeft hij een tussenstand van het project.

Lokale reststromen gebruiken

Attero, de grootste verwerker van organische reststromen en producent van compost in ons land, is betrokken bij een deelproject om stabiele compost te maken die geschikt is voor gebruik in potgrondmengsels. Gedurende het jaar krijgt de afvalverwerker wisselende hoeveelheden GFT en groenafval te verwerken. De grote uitdaging is om hieruit compost te maken die constant is in homogeniteit en kwaliteit. Door de juiste verhouding van organische reststromen te gebruiken en geavanceerde processen in te zetten, kan het bedrijf de compost stabieler maken, het zoutgehalte verlagen en het soortelijk gewicht en organisch stofpercentage beïnvloeden.

Minder veenverbruik

Over het algemeen is de pH van compost te hoog om er gezonde gewassen op te telen. Door aan de compost een deel veen toe te voegen daalt de pH tot een niveau waarop het geschikt is voor plantengroei. Blok: “Het klinkt als een tegenstelling. We hebben in de compost een deel veen nodig om veen in potgrondmengsels te vervangen. Uiteraard resulteert dit uiteindelijk toch in minder veengebruik.”
Veel tijd wordt besteed aan het invoeren van de meetmethodes die de tuinbouw hanteert en die van toepassing zijn voor compostproducenten die aan de substraatsector leveren.
In de teeltproeven met kalanchoë en potchrysant toetsen de onderzoekers vervolgens de groei door kleine percentages compost toe te voegen aan potgrondmengsels, respectievelijk 10 en 20%. De proef loopt nog, maar vooralsnog lijken de verschillen met standaard potgrondmengsels niet groot.

Biochar voor weerbaar telen

Een andere bron die mogelijk geschikt is als substraat is de zogenaamde biochar. Dit product ontstaat bij verbranding van plantendelen bij hoge temperaturen onder zuurstofarme omstandigheden. Het is een proces dat al heel lang bekend is, enigszins vergelijkbaar met het maken van houtskool. Door de onvolledige verbranding blijven structuren van pure koolstof in stand in plaats van as. Uiteraard heeft het eindproduct daardoor een zwarte kleur.
Zo wordt biochar bijvoorbeeld gemaakt van rijstekaf. Dit bevat naast koolstof veel silicium. In Aziatische landen is het losse materiaal in zakken of potten al in gebruik als substraat. Ook van hout wordt biochar gemaakt, maar dat bevat geen silicium. Blok verwacht dat het mogelijk is om deze verbrandingsmethode, of eigenlijk een vergassingsmethode, ook toe te passen op andere materialen van natuurlijke oorsprong. Hij denkt niet dat tuinbouwplantendelen daarvoor geschikt zijn, omdat ze te zout en te basisch zijn.

Micro-organismen

“Wij zijn positief gestemd over biochar. In het licht van weerbaar telen zouden we aan het substraat al micro-organismen kunnen meegeven”, legt hij uit. Van de micro-organismen leeft 98% in kolonies. Deze gelaagde slijmen vormen een stabiele gemeenschap. Om goed te functioneren hebben ze verankering nodig, zodat ze niet worden weggespoeld. Ze zoeken dus beschutte plekken waar ze de omgeving naar eigen hand kunnen zetten. Biochar heeft de structuren die nodig zijn om micro-organismen te laten hechten.

BioFoam als substraat

Polystyreen korrels, die al jarenlang worden gebruikt voor structuurverbetering in potgrond of als reflectiemateriaal in volveldse teelten, hebben een biobased opvolger gekregen in de vorm van ‘piepschuim’ bolletjes van PLA (polylactic acid, ofwel polymelkzuur). Het bedrijf Synbra (Synprodo) – bekend van schuimproducten zoals trays – laat dit nieuwe materiaal testen.
De PLA bolletjes zijn stabiel in de teelt maar vallen door hun samenstelling gemakkelijk uit elkaar bij verhitten en composteren. “Dit is een grote verbetering ten opzichte van polystyreen, waarvan altijd een residu achterblijft”, legt Blok uit.

Langzaam vrijkomende meststoffen

Oude (kunst)meststoffen vervangen door nieuwe is ook een onderdeel van dit project. Voor het ontwikkelen van nieuwe, meer duurzame potgrondmengsels zullen deze meststoffen nodig zijn. Dit is onder andere een speerpunt voor Pokon Naturado, dat intensief bij het onderzoek is betrokken en ook potgrondmengsels laat testen waaraan zowel vooraf als tijdens de teelt organische meststoffen worden toegevoegd. Eerder al werden potgronden met houtvezel toevoeging getest, in samenwerking met hetzelfde bedrijf.

Klantgerichte productie

Een wezenlijk onderdeel van het project is onderzoek naar toevoegen van micro-organismen aan substraten en potgrondmengsels. Om die reden is Koppert Biological Systems deelnemer aan het betrokken consortium. Toevoegen van nuttige organismen in het wortelmilieu moet de planten in een vroeg stadium extra weerbaarheid meegeven tegen ziekten en plagen, zodat consumenten een sterk product kopen dat ook in huis of tuin langer ziektevrij blijft. Over dit deelproject is nog geen nieuws te melden.
Blok en zijn collega’s hebben nog één jaar te gaan. Dan zijn de teeltproeven afgerond en kunnen zij de eerste conclusies trekken.

Samenvatting

Het project ‘Innovatieslag groeisubstraat tuinbouwketen’ omvat een zoektocht naar duurzame vervangers van veen en kokos en verhoging van weerbaarheid. Uiteindelijk moet het duurzaam substraatgebruik voor de tuinbouwketen opleveren. Twee jaar onderzoek binnen deelprojecten heeft al een aantal materialen opgeleverd die kans maken straks onderdeel te worden van nieuwe mengsels. Behalve verminderde druk op het milieu moet het ook een beter product voor de consument opleveren.

Tekst en foto’s: Pieternel van Velden.