Virussen behoren tot de kleinste ziekteverwekkers die andere levende organismen kunnen infecteren. Ook planten zijn gevoelig voor een groot aantal virussen die vaak ernstige ziekten kunnen veroorzaken.

Virussen bestaan alleen uit een stukje genetisch materiaal (RNA of DNA) en een eiwitmantel. Ze kunnen dus niet op zichzelf leven en hebben hulp nodig van andere organismen om zich te vermeerderen en te verplaatsen. Plantenvirussen vermeerderen zich in plantencellen en maken gebruik van onder andere insecten (met name bladluizen en wittevliegen), mijten, aaltjes, bodemschimmels, de mens en gereedschappen om zich van de ene gastheer naar de andere te verplaatsen. Er bestaan specifieke interacties tussen virussen en hun vectoren. Het komkommermozaïekvirus (CMV) wordt bijvoorbeeld door bladluizen overgedragen en het tomatenbronsvlekkenvirus (TSWV) door trips.

Het beheersen van virusziekten heeft, naast het starten met schoon en gecertificeerd plantmateriaal, dus veel te maken met monitoren en beheersen van de overbrengers (vectoren) van plantenvirussen. Alertheid is essentieel, omdat soms nieuwe plantenvirusziekten opduiken wanneer zich nieuwe situaties voordoen bij veranderende populaties van virussen en hun vectoren.





Gerelateerd