In 2019 zette potplantenkwekerij Kuivenhoven Poeldijk de eerste proeven op met substraat dat 25 en 30% Amerikaanse houtvezel bevatte. De resultaten waren dusdanig goed, dat dit product nu deel uitmaakt van het standaard substraatmengsel. Teeltmanager Gerard van der Gaag (r) deelt zijn ervaringen.

Kuivenhoven Poeldijk teelt 3 ha buiten en in de kas 7 ha Helleborus, Campanula addenda, Dipladenia, poinsettia princettia, Gazania, Osteospermum, Pericallis senetti en Dianthus en streeft daarin naar een onderscheidend assortiment. Innovatie en duurzaamheid staan hoog in het vaandel.
In de overgang naar een nieuw veenarm teeltsubstraat, die in 2019 in gang werd gezet komen beide aspecten tot uitdrukking. In februari 2020 legde Piet Kuivenhoven in Onder Glas uit dat hij getipt was over een houtvezelproduct uit Amerika, dat geknipt zou zijn voor containerteelten en daar al op grote schaal toepassing vond. Het desbetreffende product, HydraFiber, werd toen ook al beproefd bij Wageningen UR in Bleiswijk.

Onderscheidend

Volgens onderzoeker Chris Blok en teeltmanager Gerard van der Gaag, die begin 2019 proeven opzette op de kwekerij in Poeldijk, onderscheidde het product zich van de toen beschikbare houtvezelproducten van Europese herkomst. Opvallende eigenschappen zijn het veel lagere gewicht per m3, het hoge wateropnemend vermogen en de grote stabiliteit gedurende de teelt en daarna, waardoor het substraat nauwelijks inklinkt. Ze zouden te danken zijn aan de specifieke houtsoort (Pinus taeda) en het specifieke productieproces, waarbij druk en temperatuur nauw luisteren.

Nu standaard

“Dergelijke eigenschappen wil je graag in je substraat hebben”, merkt Van der Gaag op. “De kwaliteit van het product mag nooit ter discussie staan en we willen ook geen substraat dat te hoge eisen stelt aan de watergift. Dat kun je van de consument per slot van rekening ook niet verwachten.”
Na de proeven in achtereenvolgens Campanula en Poinsettia – beide in een heel kraanvak – waren zowel het management als substraatleverancier Bol overtuigd dat met deze houtvezel een hoogwaardig substraat van consistente kwaliteit kon worden gemaakt. Dat beeld is ook in de andere teelten bevestigd.
De teeltmanager: “Momenteel bestaat ons standaardmengsel uit 50% veen en 20% Amerikaanse houtvezel, aangevuld met kokos, bark, klei en compost. We hebben de watergift nauwelijks hoeven aanpassen. Ik weet dat Chris Blok in zijn proeven goede resultaten heeft geboekt met nog grotere aandelen houtvezel, maar wij zoeken het ook voor een deel in de breedte.”

Wat is duurzaam?

Van der Gaag zegt nog steeds te kijken of en hoe het substraat verder verduurzaamd kan worden. Hij noemt het een complex en uitdagend spel, waarin ook de nodige vragen spelen die nog niet goed te beantwoorden zijn. “Wat is duurzaam”, vraagt hij zich hardop af. “Kokos is eveneens een bruikbaar alternatief voor veen, maar heeft ook kanttekeningen en een zekere footprint. Het is goed dat de substraatbranche bezig is om een milieumeetlat op te stellen, zodat we straks appels met appels kunnen vergelijken. We zijn erg tevreden over de houtvezel die we nu toepassen.”

RHP-keurmerk

Johan Hilarides, die de Amerikaanse houtvezelproducent in Europa vertegenwoordigt, merkt op dat er een onafhankelijke CO2-footprint berekening is uitgevoerd door een adviesbureau dat gelieerd is aan Growing Media Europe. “Daar kwamen we heel goed uit, mede doordat ons product sterk wordt samengeperst voordat het de Atlantische Oceaan oversteekt. Het laatste nieuws is dat onze houtvezel enkele maanden geleden is gecertificeerd door RHP voor bijmenging tot een aandeel van maximaal 50% in het eindproduct. Daarmee is een belangrijke hobbel genomen om het op grotere schaal te implementeren.”

Tekst: Jan van Staalduinen, beeld: Marleen Arkesteijn