De snelheid waarmee middelen wegvallen vindt David van Tuijl, chrysantenteler en voorzitter van de landelijke chrysantencommissie, beangstigend. Het is een wedren die je moet zien bij te houden met alle middelen die je hebt: insectengaas, biologische bestrijding en het beter weerbaar maken van het gewas.

David van Tuijl heeft samen met zijn broer en neef troschrysantenbedrijf Linflowers in de Bommelerwaard. Het bedrijf is 22 ha en bestaat uit vier locaties, waarvan drie met insectengaas in de luchtramen. Dit beschermt tegen de invlieg van vlinders en wantsen. De bestrijding van ziekten en plagen gebeurt zoveel mogelijk met biologie.
“Met het wegvallen van middelen als Plenum en Tafari en volgend jaar Movento en Batavia, wordt geïntegreerde bestrijding van luis nog moeilijker. Er zijn specifieke middelen tegen luis nodig. We hopen op een praktijkoplossing voordat deze laatste middelen uit de markt gaan en proberen ondertussen de planten weerbaar te telen. ”
Van Tuijl vergelijkt het met de menselijke gezondheid. “Het vangnet is weg. Je leidt een gezond leven, maar hebt geen antibiotica meer voor als je ziek wordt.”

Weerbaar telen

“We zijn al jaren bezig met weerbaar telen. Dat doen we door de planten op een andere manier te voeden met 30 procent minder nitraat. Het achterliggende idee is dat de bodem beter in balans komt en de plant minder aantrekkelijk is voor insecten. We hebben drie jaar geleden een proef gedaan op een klein stukje op een van de bedrijven. Nu hebben we het uitgebreid naar een hele locatie.”
Hij kan nog niet zeggen of het effect heeft. “We zitten nog in een ontdekkingsfase. We hebben veertig jaar gewerkt op traditionele wijze. We hopen er niet nog eens veertig jaar over te doen, maar het is ook niet in een à twee jaar klaar.”
Van Tuijl wil de planten via bladbemesting extra sporenelementen meegeven. “Eén daarvan is silicium. Dit element wordt moeilijk via de wortels opgenomen. Als planten goed in balans zijn door een betere voeding en bladbemesting, scheiden ze via de wortels stoffen uit (wortelexudaten) waarmee de ‘goede’ micro-organismen zich voeden.”

Schoon uitgangsmateriaal

Bij chrysant duurt het tien weken van planten tot oogsten. Dat betekent iedere week een tiende deel planten. “Iedere week krijgen we een miljoen nieuwe stekken binnen.” Aan deze stekken kleven twee potentiële problemen: er kunnen ziekten of plagen op zitten en er kan residu op de planten zitten.
“In Afrika staan moerplanten, waar onze stekken van geplukt worden. De stap naar Afrika is gemaakt omdat de arbeid goedkoper is en het qua energie gunstiger is om moerplanten voor de stekproductie in Afrika te hebben. De onbewortelde stekken gaan naar de plantenkweker in Nederland, waar ze worden beworteld, in twee weken opgekweekt en vervolgens bij ons afgeleverd.” Een volgende stap is om al biologie toe te passen in de opkweekfase: twee weken bij de plantenkweker en tien weken bij Linflowers. “Dan hebben we extra tijd om een leger van natuurlijke vijanden op te bouwen.”

Nederlands alternatief

“Alweer een jaar of tien geleden zijn we als chrysantenvak met de plantenkwekers in overleg gegaan. We willen geen stekken met residu van persistente middelen die nog vijf tot tien weken een nawerking hebben op de biologie. De natuurlijke vijanden die we uitzetten hebben daar last van. Ons doel is ziekte-, plaag- en residuvrij uitgangsmateriaal.”
Ten opzichte van tien jaar geleden hebben we samen gigantische stappen gezet. Een droom van Van Tuijl is om de stekproductie naar Nederland te halen en de stekken in klimaatcellen op te kweken. Om de hoge arbeidskosten te ontwijken, is automatisering van het stek knippen nodig. Bottleneck is nog de benodigde cameratechniek om de stekken te scannen. “Willen we over tien jaar nog chrysanten telen in Nederland dan zullen we samen met de stekbedrijven flinke stappen moeten zetten om schoon en residuvrij uitgangsmateriaal te krijgen.”

Tekst: Marleen Arkesteijn, beeld: Michel Heerkens