Een vertegenwoordiger rijdt het erf op, doet zijn kofferbak open en prijst een willekeurig ontsmettingsmiddel aan. Het gebeurt regelmatig, weten Wageningen UR onderzoekers Ineke Stijger en Erik van Os te vertellen. En er zijn nog steeds telers die de verkopers op hun woord geloven. “Niet veel later hebben wij ze aan de telefoon met de vraag waarom het water toch niet voldoende schoon is.” De onderzoekers roepen telers daarom op kritisch te blijven kijken naar nieuwe middelen en technieken. “Geloof de werking pas als die via onafhankelijk onderzoek is bewezen.”
Het is een feit: onder de grote groep welwillende fabrikanten en leveranciers bevinden zich ronselaars die rommel proberen te verkopen. Ondernemers moeten hier alert op zijn. Zo gaan bij Erik van Os standaard de alarmbellen rinkelen als een ontsmettingsmiddel ‘30% meeropbrengst’ belooft. “Dat kan helemaal niet. Ja, misschien ergens in een tuintje in het midden van India, maar niet in Nederland. Het niveau van onze glastuinbouw ligt zo hoog – onze telers weten al zeker 98 procent van de maximale productie uit een teelt te halen – daar kan echt geen 30 procent meer bij. Dus dan weet je dat je de rest van de bijsluiter ook met een korreltje zout moet nemen.”
Het is tevens mogelijk dat een product wel werkt tegen een schimmel, maar dat het wordt aangeprezen tegen alle pathogenen, dus ook tegen bijvoorbeeld een virus.
Om harde bewijzen vragen
“Het luistert allemaal erg nauw in de tuinbouw”, verklaart Ineke Stijger. “Plantenvirussen zijn lastiger te bestrijden dan dierlijke of humane virussen. Ze reageren anders en zijn moeilijker te doden. En natuurlijk zijn het juist die pathogenen die een teler wil verwijderen met ontsmetting. En daarom is het zo belangrijk dat een middel wordt getest op de werking ervan in de plantenteelt. Alle ‘jarenlange ervaringen’ van de leverancier/fabrikant ten spijt, telers moeten om harde bewijzen vragen.”
Na het wegvallen van het Productschap Tuinbouw ontplooide Wageningen UR Glastuinbouw een project waarbij bedrijven hun ontsmettingsmiddelen en -apparatuur konden laten testen. Onderzoeken werden deels gesubsidieerd vanuit een vastgesteld budget en deels gefinancierd door de betrokken bedrijven zelf. Helaas zorgde de eigen financiële bijdrage voor een hoge drempel en zagen Stijger en Van Os het aantal aanmeldingen snel teruglopen. Terwijl een grote groep telers juist meer en meer behoefte heeft aan duidelijkheid omtrent ontsmettingsmiddelen en apparatuur.
Gestandaardiseerd onderzoek
Stijger: “Wij voeren een volledig gestandaardiseerd onderzoek uit waarbij we de praktijk zo dicht mogelijk proberen te benaderen. We gebruiken standaardwater dat een vaste hoeveelheid, nutriënten en organische stoffen bevat, gelijk aan het drainwater van een drie maanden oude teelt.”
De middelen en apparatuur worden dus onder vergelijkbare omstandigheden getest. Daarbij nemen ze juist ook de moeilijk af te doden schimmels en bacteriën mee. De onderzoekers kunnen dan met de dosis spelen en bepalen waar de grenswaarden liggen. Oftewel, hoeveel middel moet je toepassen om het gewenste effect te scoren zonder dat er schade aan de wortels en/of lengtegroei optreedt. Pas als die waarden bekend zijn, kunnen telers een toepassing veilig gebruiken.
En vanwege het Activiteitenbesluit wordt het belang van goede waterontsmetting steeds groter. Per 1 januari 2018 geldt een verplichte zuivering van restwaterstromen. Zuiveringsinstallaties moeten dan de gewasbeschermingsmiddelen met minimaal 95% verwijderen uit het te lozen water. De tuinbouw zet daarom steeds meer in op het recirculeren van waterstromen. Voorwaarde daarbij is dat het water bij hergebruik vrij van vervuiling en pathogenen is, ontsmetten dus.
Terugkeer ozon
Er bestaan diverse chemische en fysische ontsmettingsmethoden. Bij chemische ontsmetting gaan oxidanten zoals waterstofperoxide, chloor, ozon en perazuur een reactie aan met alle organische stof. De onderzoekers wijzen daarbij op het belang van een fijne voorfiltratie. Wanneer de oxidanten hun energie niet hoeven te verspillen aan algen en organische plantendelen, kunnen zij hun werking specifiek richten op de ‘slechte delen’.
Fysische methoden om pathogenen te verwijderen zijn onder meer verhitting, filtratie en UV-belichting. Zo’n twee jaar geleden beken de onderzoekers vooral verhittingsapparatuur. Drainwater uit het substraat wordt dan gedurende 30 seconde 95ºC verhit of gedurende 3 minuten 85ºC. Dit jaar kwamen daar ook meerdere goedgekeurde UV-apparaten bij.
Daartussenin beoordeelden de onderzoekers vooral middelen op basis van waterstofperoxide met stabilisatoren. “Opmerkelijk is de sterke terugkeer van ozon”, vertelt Van Os. “In de jaren negentig zagen we al de eerste installaties, maar nu pas kan het echt concurreren met verhitting en UV. We weten nu beter hoe ozon werkt en kunnen telers leren er mee om te gaan. Het is zeker een betrouwbare ontsmettingstechniek. Ozon is wel kostbaar en vooralsnog geschikt voor de grotere glastuinbouw- en tulpenbroeibedrijven. Trouwens, de werking van al deze ontsmettingsapparatuur valt of staat met een goed onderhoud.”
Overdaad aan chloor
Als specifiek aandachtsgebied noemen de onderzoekers chloor. Chloorproducten worden vaak meegeven aan het water om druppelleidingen te reinigen – de biofilm weg te halen – en met ontsmetting als bijwerking. Er komen steeds meer middelen in de markt, allen benutten de ontsmettende werking van chloor weer anders.
Stijger: “Telers zien door de bomen het bos niet meer. De verschillende chemische formules en reacties doen duizelen. Wat te geloven en vooral wat vertrouwd te gebruiken? Naast het goedkope huishoudbleek (natrium hypochloriet) zien we bijvoorbeeld producten met gebonden chloor en chloordioxide.”
De resultaten zijn wisselend. Zo heeft chloriet nauwelijks effect op schimmels en virussen. Chloor reageert met organische stof (gebonden chloor) en vormt daarbij mogelijk gevaarlijke bijproducten. Wat precies de invloed van deze bijproducten op de plant is, is nog onvoldoende bekend. “Daarbij verschillen de chloormiddelen ook nog in hun werking bij wisselende pH’s en temperaturen. Per teelt kan de werking van zo’n middel dus uiteenlopen. De grote vraag is natuurlijk wanneer de schadegrens bereikt wordt. Wat gebeurt er als de wortels in contact komen met chloor(producten)?”
ECA-units
Een andere belangrijke ontwikkeling waar de onderzoekers veel vragen over krijgen, is ECA: electrochemisch geactiveerd water (= anodische oxidatie). Ze tellen in de praktijk al zeker acht verschillende ECA fabrikanten/leveranciers die allemaal een ander verhaal vertellen.
De werking is grofweg hetzelfde: de grondstoffen voor een ECA-unit bestaan uit onthard leidingwater en kaliumchloride (KCl) of natriumchloride (NaCl). Door de zoutoplossing door een module met twee elektroden te leiden, waarop elektrische gelijkspanning staat, vindt er elektrolyse van het zoute water plaats. Aan de positieve elektrode (anode) ontstaat voornamelijk chloorgas (Cl2) en zuurstof (O2). Het chloorgas lost op in de vloeistof en vormt onderchlorig zuur (HOCl) en het hypochlorietion (OCl-), oftewel vrij of actief chloor. Omdat er meer onderchlorig zuur in zit dan hypochloriet is de werking wel vijf keer sterker door een langere duurwerking.
Verhoog kennisniveau
Het gebruik van ECA-installaties vraagt om een hoog kennisniveau bij telers, menen Stijger en Van Os. “Immers, bij ECA-water moet bij een plotselinge toename van de organische stof of ziektekiemen de dosering actief chloor worden aangepast. Dit vraagt dus om continu meten en bijstellen van de dosering door de teler. Dit kan alleen wanneer er ‘harde’ onderzoekscijfers zijn. Vooralsnog durft geen enkele leverancier het aan om zijn unit door een onafhankelijke partij te laten onderzoeken. Telers zouden hier meer op moeten aandringen.”
Samenvatting
Het aantal middelen dat ontsmetting van de voedingsoplossing in plantaardige teelten beoogt, neemt rap toe. Uitgevoerd als toevoeging aan het druppelwater of als complete installatie. Lang niet alles is getest. In het belang van de telers is onafhankelijk onderzoek naar effectiviteit en schadegrenzen gewenst. Onderzoek geeft harde cijfers waarmee ondernemers een middel gericht en schadevrij kunnen toepassen.
Tekst: Jojanneke Rodenburg. Foto: Leo Duijvestijn