De winter staat voor de deur en op veel bedrijven in de chrysantenteelt is de infectiedruk van plagen nog niet op het gewenste lage niveau. Het risico is, naast schade in de komende maanden, dat de druk in het voorjaar weer snel flink toeneemt. Nog werk aan de winkel dus, in een tijd dat de gereedschapskist met correctiemiddelen angstig leeg is.
De plaag waar bedrijven het meeste last van hebben is vrij divers, maar telers met een hoge mineervliegdruk maken zich de meeste zorgen. Dit wordt mede veroorzaakt doordat de biologische bestrijding met Diglyphus isaea onder donkere omstandigheden met lage kastemperaturen (lager dan 20ºC) een stuk minder goed verloopt. Het alternatief, de sluipwesp Dacnusa sibirica, werkt wel beter onder koudere, donkere omstandigheden, maar bestrijdt minder. Dit komt doordat deze sluipwesp alleen jonge larven parasiteert en daarnaast niet aan gastheervoeding doet.
Hoge plaagdruk
Het advies is dan ook, om in deze tijd van het jaar een combinatie van beide in te zetten, als de plaagdruk hoog is. Met een hoge dosering: 0,2 – 0,4 per m² per week gedurende 6 weken van de teelt. Ook is het belangrijk dat de sluipwespen goed over de kas verdeeld worden. De actieradius is nu lager dan in de zomer, dus alleen loslaten langs het betonpad is onvoldoende. Daarnaast is een grondbehandeling met Lalguard M52 aan het begin of vóór de teelt een goede toepassing tegen mineer- en tripspoppen in de grond.
Het ontbreken van een chemisch correctiemiddel zit de bestrijding van mineervlieg in de weg, het enige toegelaten middel Mainspring mag maar 1x per 3 jaar worden toegepast. Indien er geen Orius wordt uitgezet tegen trips is wekelijks spuiten met een Azadirachtine (Azatin, Neemazal, Oikos) nog een optie. Hoewel Dacnusa en Diglyphus hier redelijk goed tegen bestand zijn, is het verstandig dit te doen een dag voordat de sluipwespen worden uitgezet.
Insectengaas niet 100% sluitend tegen mineervlieg
Normaal gesproken is het aan te bevelen om snel na het planten te starten met biologische bestrijding. Als het vooral de mineervlieg is die voor problemen zorgt, kan na het planten gestart worden met een bestrijding met Vertimec Gold en Conserve. Deze middelen kunnen ook aan het einde van de teelt worden ingezet bij het afspuiten.
De beperking is wel dat Vertimec Gold (18 gram actieve stof/liter) maar 8x per jaar (bij een dosering van 0,5 l/ha) mag worden toegepast. En stapelen met andere abamectine-houdende middelen is niet toegestaan, aangezien de maximale dosering actieve stof per jaar 0,072 kg/ha is. Dit maakt het ook vrijwel onmogelijk om mineervlieg in een volledig chemisch schema op te ruimen.
Een deel van de oplossing van het mineervliegprobleem ligt in het weren van de mineervlieg uit het gewas. Dit wordt nu al veel gedaan middels insectengaas in de luchtramen. Dat helpt zeker een stuk, maar ook dit jaar liet weer zien dat dit niet 100% sluitend is en eenmaal een cyclus in de kas, maakt het een intern probleem. Een andere manier van weren is het spuiten van extracten die het gewas onaantrekkelijker maken voor insecten en dus ook voor mineervlieg.
Tripsdruk soms nog te hoog
Naast mineervlieg is de tripsdruk op een aantal bedrijven nog te hoog. Het verschil is wel, dat voor de tripsbestrijding er nog wel meer keuze in biologie en middelen is. Hoewel het wegvallen van correctiemiddelen als Batavia en Movento wel een grote aderlating is.
De activiteit van A. cucumeris en N. montdorensis is in de donkerste maanden van het jaar wel lager, maar dat is die van de trips zelf ook. Bij hoge druk kunnen deze of in combinatie of in grotere aantallen worden uitgezet. Ook kan de roofwants Orius laevigatus worden ingezet, net als de roofmijten ook ondersteund met voer. Daarnaast zijn er nog schimmelpreparaten van de Beauveria bassiana of het plantparasitaire aaltje Steinernema fertilae, die in deze tijd beter werken door de vochtigere omstandigheden.
Luisbestrijding is grote uitdaging
De luisbestrijding is wel een grotere uitdaging, vergelijkbaar met die van mineervlieg. Hoewel er wel meerdere biologische bestrijders op de markt zijn, is een sluitende strategie moeilijk rond te maken. Zeker met alleen een paar chemische correctiemiddelen die maar 2 of 3x per jaar mogen worden toegepast (Teppeki, Closer, Gazelle, Sivanto).
Toch zijn er dit jaar redelijk goede resultaten behaald met de inzet van Propulea en/of Chrysoperla in combinatie met Aphidius colemani. Er is tot nu toe nog niet veel ervaring met deze biologische bestrijders in de wintermaanden, dat zal de komende tijd veranderen. Het gaat dan vooral om de activiteit van de bestrijders en het juiste inzetschema. Ook zijn een aantal groene middelen inzetbaar, zoals middelen op basis van kaliumzouten, natuurlijke Pyrethrinen en sinaasappelolie. Dit gaat echter lang niet altijd samen met de inzet van biologische bestrijders.
Opkomst van wolluis
Een nieuw probleem in de chrysantenteelt is de opkomst van wolluis. Meestal is de luis al vroeg in de teelt zichtbaar, maar bij onvoldoende bestrijding kan dit ook bij de oogst nog een probleem zijn. Uit andere teelten is bekend dat als een wolluis zich eenmaal gevestigd heeft, hij zich moeilijk laat uitroeien. Bestrijden met Applaud is een optie, maar mag maar 2x per jaar. Een bestrijding met groene middelen op basis van siliconen of kaliumzouten is ook een mogelijkheid. Biologische bestrijders moeten zich nog bewijzen, maar er zijn er een aantal op de markt, zoals Chryptolaemus montrouzieri, Nephus (kevers) of Anagyrus vladimiri (een sluipwesp).
Dan zijn er nog plagen als rupsen, wantsen, slakken en zelfs op een enkel bedrijf wittevlieg die nu nog de aandacht vragen. Dus op een chrysantenbedrijf is er altijd wel wat aan de hand en rijzen de kosten de pan uit.
Tekst: Paul de Veld, Delphy











