Duurzaam geteeld, lokaal en smaakvol. Dat zijn volgens de telers van InnoGrowers de belangrijkste pluspunten van passievruchten van Nederlandse bodem. Dit jaar kunnen de ondernemers voor het eerst een ‘echte’ oogst afleveren. De grootste uitdaging is het enthousiast maken van de consument voor Nederlandse passievruchten, die gemiddeld twee keer zo duur zijn dan vruchten uit overzeese gebieden.
De passievruchten worden geteeld in een afdeling van 4.000 m² bij Brookberries in Belfeld. Marcel Dings, mede-eigenaar van het aardbeienbedrijf, is één van de ondernemers die participeert in het InnoGrowers-collectief. “Met een groep van acht glastuinbouwbedrijven zoeken we sinds een jaar of zes naar nieuwe verdienmodellen voor de hightech glastuinbouw”, vertelt hij. “We zijn destijds in gesprek gegaan met de handel, om inzicht te krijgen in de groeiproducten én in de producten waar bij de import sprake is van uitdagingen. Passievrucht kwam toen al snel bovendrijven. Deze vruchten worden met name geïmporteerd vanuit Vietnam en Colombia, maar bevatten nog vaak veel residu. En in Colombia worden ze vroeg geoogst, waardoor de smaak van de vruchtvulling niet altijd optimaal is.”
Teeltsysteem ontwikkeld
De groep telers besloot daarom te gaan experimenteren met de teelt van passievruchten, op substraat en onder glas. Dit gebeurde op de locatie van Wageningen University & Research in Bleiswijk. “Hier hebben we de afgelopen jaren − in samenwerking met Filip van Noort van de WUR − een teeltsysteem ontwikkeld en wisten we de teelt onder de knie te krijgen”, vertelt Dings. “Dat was best wel een uitdaging. Het plantmateriaal moest uit het buitenland komen en het was een zoektocht welke rassen we het beste konden gebruiken. Hoe we de teelt hebben ingericht, daar willen we niet al te veel over kwijt. In grote lijnen is deze echter vergelijkbaar met een paprika- en tomatenteelt. Het gewas wordt ook aan een draad geteeld en groeit de hoogte in.”
Volwaardige oogst
Sinds twee jaar is een afdeling van Brookberries dus ingericht voor de teelt van passievruchten. “We besloten de teelt onder te brengen op ons bedrijf, omdat wij een afdeling beschikbaar hadden die qua klimaat en voeding apart stuurbaar was. Wij voeren de dagelijkse werkzaamheden uit, maar de andere telers kijken mee.”
Vorig jaar kon Dings, in de periode van begin juni tot half november, ook al vruchten oogsten. “Toen was echter nog wel sprake van de nodige kinderziekten. Dit jaar hebben we echt een volwaardige oogst.”
De passievruchten van Nederlandse bodem onderscheiden zich volgens de teler onder meer door het feit dat in de teelt alleen biologische middelen worden ingezet. Dit verloopt vrij soepel; de ziekte- en plaagdruk is volgens Dings relatief laag. “Verder kunnen we de vruchten langer aan de plant laten hangen, omdat we ze lokaal afzetten. Hierdoor zijn onze passievruchten twee tot drie keer zo groot als vruchten uit Colombia. Ook zijn de vruchten veel smaakvoller. En ook niet onbelangrijk: we behalen inmiddels een productie die nodig is voor een verdienmodel.”
Twee keer zo duur
De grootste uitdaging ligt volgens Dings in de afzet. De vruchten uit de Belfeldse kas gaan met name naar Lidl, daarnaast wordt een deel geleverd aan horeca- en groentespeciaalzaken in eigen land. “Onze passievruchten zijn groter en smaakvoller, maar ook duurder dan het importproduct. Gemiddeld ligt de prijs twee keer zo hoog. We moeten de consument dus zien te verleiden om deze prijs te betalen en bewust te kiezen voor passievruchten van Nederlandse bodem. We zijn tot nu toe niet ontevreden: de verkoop laat een stijgende lijn zien en het aantal herhalingsaankopen zit in de lift. Ik heb er een goed gevoel over.”
Richting 10 hectare
De telersgroep wil het areaal de komende jaren verder uitbreiden. “Uiteindelijk hopen we richting de 10 hectare te kunnen gaan. Hoe snel we dat kunnen realiseren, hangt af van de marktontwikkeling. Maar als je ziet hoeveel passievruchten er in de supermarkt worden verkocht, ligt er zeker potentie in ons land. En wellicht ook daarbuiten. Vooral omdat zaken als ‘local for local’, duurzaamheid en een goede smaak steeds belangrijker worden.”
Tekst: Ank van Lier