Voor het eerst controleert de NVWA systematisch op de toepassing van biociden in de glastuinbouw. Bij weinig bedrijven gaat alles goed. Regelmatig is het middel niet toegelaten op de manier waarop de teler het gebruikt. Vaak zonder dat die teler zich daarvan bewust is. Wat nu naar boven komt door de inspecties is vooral: de tuinbouwpraktijk komt vaak niet overeen met de regelgeving bij biociden. Reden voor druk overleg tussen bedrijfsleven en overheden.

Voordat je de kas binnengaat, moet je bij veel bedrijven door een hygiënesluis. Je schoenen worden geborsteld en behandeld met een ontsmettingsmiddel. Die toepassing van het betreffende ontsmettingsmiddel is niet toegelaten. Ontsmetten van schoenen is wel voor diverse middelen expliciet toegestaan, maar dan moeten ze bijvoorbeeld tien minuten ondergedompeld worden. En die lange onderdompeling haal je niet bij een hygiënesluis.
Is dit nu een overtreding van de regelgeving voor biociden? Naar de letter van de wet wel. En het probleem zou op te lossen zijn als de toelatinghouder deze manier van behandeling zou opnemen in het dossier dat nodig is voor beoordeling door het Ctgb.

Europese harmonisatie

Terwijl de regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen strak geregeld is en binnen Europa gelijkgesteld, geldt dat voor biociden niet. Nederland heeft sinds de jaren ’70 al wetgeving, veel andere landen werken er pas de laatste tien jaar aan. Dat zorgt voor de situatie dat sommige producten in Nederland niet toegelaten zijn, terwijl die producten bijvoorbeeld in Duitsland nog zonder toelating gebruikt mogen worden.
Biociden is een verzamelnaam voor heel verschillende middelen: ontsmettingsmiddelen, middelen voor verduurzaming van hout of weren van aangroei op schepen, conserveermiddelen in wasmiddelen, desinfectiemiddelen in ziekenhuizen. Wat ze gezamenlijk hebben is dat ze ongewenste organismen doden. Maar niet die op het gewas, want dan is het een gewasbeschermingsmiddel.

Alleen als het is toegelaten

Op zich is de regelgeving eenduidig: “De wet zegt: je mag biociden niet gebruiken, tenzij ze toegelaten zijn. En vervolgens mag je het alleen op die manier gebruiken, die in de toelating staat”, vertelt Jan Willem Andriessen, biociden-expert bij toelatingsorganisatie Ctgb. De bedoeling is om over te gaan op Europese regelgeving onder de Biocidal Products Regulation (BPR). “Nu zitten we in een overgangsproces, dat nog wel tien jaar zal duren. Van de 615 desinfectiemiddelen die nu in Nederland toegelaten zijn, valt momenteel 20 procent onder de BPR.”
Net zoals bij gewasbeschermingsmiddelen moet eerst de werkzame stof Europees goedgekeurd worden. Daarna kunnen fabrikanten middelen op basis van die werkzame stof laten beoordelen. “Waterstofperoxide bijvoorbeeld is al Europees goedgekeurd als biocide. Let wel, het is niet goedgekeurd als gewasbeschermingsmiddel. Daarvoor zouden de fabrikanten een apart dossier moeten indienen.”

Controles

Ondertussen zijn de inspecteurs van de NVWA op pad om het gebruik van biociden op agrarische bedrijven te toetsen. Dat gebeurt op basis van steekproeven. De inspecteurs komen zonder vooraankondiging op het bedrijf.
“We doen dit in opdracht van het ministerie. De controles die we nu uitvoeren, zijn bedoeld om een beeld te krijgen van het biocidengebruik in de praktijk. We gaan in gesprek met de ondernemer: wat is er aanwezig, waar wordt het voor gebruikt? Alle toepassingen worden doorgelopen, alle bedrijfsruimtes geïnspecteerd. In de basis gaan we uit van goede bedoelingen”, vertelt Diny Hissink van de NVWA.
Collega Jasper Lesterhuis heeft overzicht over de inspectie-ervaringen tot nu toe: “Het algemene beeld: bij elke inspectie vinden we wel iets dat niet goed gaat. Wat het meeste voorkomt is het niet volgen van het wettelijk gebruiksvoorschrift. Ook vinden we middelen met een vervallen toelating.”
Bijvoorbeeld handen wassen met een desinfectiemiddel dat daarvoor niet toegelaten is. Hissink: “Dat kan een risico zijn voor de gebruiker als de stof irritatie veroorzaakt.” Of de verkeerde inzet van vergif tegen muizen en ratten. Lesterhuis: “Deze middelen zijn zeer giftig, ook voor andere dieren en mensen. Ze mogen daarom alleen toegepast worden in een lokaas-kist. Maar je ziet de korrels soms los in de kas liggen. Bovendien zijn de regels sinds 2023 aangescherpt: je mag chemische middelen tegen knaagdieren alleen inzetten als je in het bezit bent van de juiste licentie en/of bedrijfscertificering.”

Teeltwisseling

Bij de teeltwisseling besteden veel telers de desinfectie uit aan gespecialiseerde bedrijven. Die worden gecontroleerd door een andere dienst: de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Er is nauw contact tussen de controlediensten. Lesterhuis: “Je bent als teler zelf verantwoordelijk voor het middelengebruik en de juiste inzet daarvan tijdens de teeltwisseling. Ga met de loonwerker aan tafel en neem door welke biociden ingezet worden en of die voor dat gebruik toegelaten zijn.”
Wat bijvoorbeeld ook niet toegestaan is, is in een lege kas een gewasbeschermingsmiddel gebruiken om de verborgen eitjes en larven te doden, als dat middel alleen toegelaten is als gewasbehandeling.

Kloof toelating en gebruik

Inmiddels is er intensief overleg op gang gekomen tussen de NVWA en Glastuinbouw Nederland. De telersorganisatie is geschrokken van de eerste resultaten die naar buiten komen. Tom Prins, beleidsspecialist gewasgezondheid: “We vinden het goed dat mensen die echt buiten de kaders kleuren worden aangesproken. Maar het beeld van de inspecties tot nu is: ook als je het goed wilt doen, kan het mis gaan. Er zit een kloof tussen de toelating en het praktisch gebruik. Hoe krijgen we die zo snel mogelijk gedicht?

Waterstofperoxide

De inspecties roepen veel commotie op. Er is voortdurend overleg tussen Glastuinbouw Nederland, de NVWA en het Ctgb over onduidelijkheden. Het overleg gaat onder andere over de hierboven genoemde hygiënesluizen. Maar met afstand het grootste pijnpunt is het continu meedruppelen van gestabiliseerde waterstofperoxide in het leidingensysteem. Telers doen dat om de biofilm in die leidingen aan te pakken. De biofilm kan zorgen voor verminderde doorstroom en biedt schuilplaatsen voor ziekteverwekkers. Constant meedruppelen is echter niet toegestaan.
Andriessen van het Ctgb legt uit hoe dat komt. “Het mag niet, omdat de fabrikant deze toepassing niet heeft aangevraagd. Bij alle toegelaten middelen mag je het systeem volzetten met waterstofperoxide, een tijd laten inwerken en dan leeg laten lopen en doorspoelen. Tot nu toe is dat de toelating. Maar die kan best veranderen.”
Maar dan doet zich een ander probleem voor. Prins van Glastuinbouw Nederland: “Verschillende toelatinghouders hebben al voorstellen voor nieuwe etiketteksten ingediend voor een Europese beoordeling. Die wachten vervolgens jaren op goedkeuring.”

Grijs gebied

De fabrikant kan meedruppelen van waterstofperoxide laten beoordelen door het Ctgb. “Als je het inzet om de plant beter te laten groeien, kom je wel in een grijs gebied terecht. Wettelijk gezien is de grens tussen biocide en gewasbeschermingsmiddel scherp. Maar het gaat om de toepassing”, zegt Andriessen.
Als je waterstofperoxide louter inzet om de leidingen schoon te krijgen is het duidelijk: dan gaat het om een biocide. Maar aanpak van de ziekten die in de biofilm huizen? Is het dan gewasbescherming?
Het gaat hierbij om de interpretatie van artikel 2, lid 1 van de Europese verordening voor gewasbeschermingsmiddelen. Middelen die dienen om de plant te beschermen tegen ziekteverwekkers zijn gewasbeschermingsmiddelen. “Tenzij deze middelen worden beschouwd als middelen die vooral om hygiënische redenen worden gebruikt”, zo staat het in de tekst van de verordening. Het is afwachten hoe de discussie hierover tussen Glastuinbouw Nederland, de NVWA en het Ctgb uitvalt.

Acuut probleem

Andriessen weet de oplossing wel. “In het verleden was er veel onduidelijkheid over het onderscheid tussen biocide en gewasbeschermingsmiddel. Die discussie is Europees geslecht. Het is nu glashelder. De verantwoordelijkheid ligt nu bij de fabrikant. Als de sector behoefte heeft aan een gewasbeschermingstoepasssing van een desinfectant, dan moet de leverancier dat regelen.”
Maar voor de telers duurt het te lang voordat zo’n oplossing in zicht komt. Prins: “Dit is echt een acuut probleem. We zetten als tuinbouw veel in op preventie van ziekten. Daar hoort een schone start met gezond uitgangsmateriaal bij. Dat systeem moet wel gegarandeerd blijven. We bekijken nu hoe het juridisch zit en houden ook de hygiëneprotocollen voor de teeltwisseling tegen het licht. Over dit alles is contact met het Ctgb.”
Lesterhuis: “Als iets op meerdere bedrijven niet goed gaat is daar een reden voor. Dat kan bijvoorbeeld verkeerde reclame zijn, waarin de gewasbeschermingskant wordt benadrukt. Het wettelijk gebruiksvoorschrift uit de toelating is bepalend voor wat wel en niet mag worden toegepast. Maar als een bepaald niet-toegelaten gebruik veel voorkomt, wijst dat ook op een wens van de sector. Daar ligt een aanknopingspunt voor de toelatingshouders.”

Tekst: Tijs Kierkels

 

  • Veel telers druppelen continu gestabiliseerde waterstofperoxide mee om de biofilm in de leidingen aan te pakken. Deze toepassing is echter niet toegestaan, omdat de toelatinghouder dit niet heeft aangevraagd.