De kalanchoëwereld is klein en overzichtelijk. Toch werd de behoefte gevoeld om naast de Flora Holland Productcommissie en de promotiecommissie voor dit gewas een gewascoöperatie op te richten. Voornaamste doel: het inventariseren en bundelen van onderzoekswensen en het creëren van een financiële basis voor de uitvoering van onderzoeksprojecten. De bestuursleden René van Dop en Jelle Strijbis vertellen wat er zoal de revue passeert.
De vorig jaar opgerichte Gewascoöperatie Kalanchoë telt vijftien leden, die samen ruim driekwart van het landelijke areaal van 80 ha vertegenwoordigen. Twee gespecialiseerde telers en een wat groter aantal bedrijven waar deze bloeiende potplant een ondergeschikte rol speelt, hebben vooralsnog van deelname afgezien.
“We zouden graag zien dat onze twee collega’s op enig moment aanhaken, maar met een dekking van bijna 80% mogen we zeker niet ontevreden zijn”, zegt voorzitter en kalanchoëteler René van Dop van Solis Plant uit ’s-Gravenzande. Samen met Gerrit van Dop heeft hij de dagelijkse leiding van het bedrijf dat sinds 2008 onder de huidige naam opereert en 2,5 ha groot is. Met ‘Le chic blooming jewels’ beschikt het bedrijf over een eigen merk in de handel.
Collega en secretaris/penningmeester Jelle Strijbis van Kwekerij SV.CO vult aan: “Het is voldoende om de continuïteit van vooral gewasgericht onderzoek te kunnen waarborgen, in elk geval voor de komende jaren.” Dit potplantenbedrijf is ontstaan in 2006, door het samengaan van Strijbis en Verbeek. Jelle Strijbis trad in 2010 toe tot de directie van het bedrijf, dat op dat moment koos voor een meer internationale naam: SV.CO.
Doorstart gewascommissie
Van Dop en Strijbis zien de gewascoöperatie vooral als een voortzetting of doorstart van de voormalige landelijke gewascommissie, die wegviel na de opheffing van het Productschap Tuinbouw. Daarmee kwam ook de continuïteit van gewasgericht onderzoek in gevaar, dat het voornaamste agendapunt vormt. “Nu is het niet zo dat er per definitie permanent onderzoek moet plaatsvinden, maar als de noodzaak zich aandient, moet je wel snel door kunnen pakken”, stelt Van Dop. “Daar zijn twee zaken voor nodig: een collegiale overlegstructuur én een potje met geld.”
Via gewascoöperaties is in beide behoeften te voorzien. Bovendien worden deze ondersteund en gefaciliteerd door LTO Glaskracht Nederland en – binnen de sierteelt – door Flora Holland. “Het belang daarvan moet je niet onderschatten”, vervolgt de potplantenteler. “Met name Arthur van den Berg van LTO Glaskracht neemt ons veel werk uit handen. Hij doet verreweg het meeste uitvoerende werk, zoals onderzoeksvoorstellen uitwerken, de leden uitnodigen voor overleg en excursies en het opstellen en rondsturen van verslagen en andere correspondentie. Hij is onze grote steun en toeverlaat. We konden dus min of meer in een gespreid bed stappen en dat maakt de drempel om binnen de coöperatie een actieve rol te spelen gelijk een stuk lager.”
Onderzoeksthema’s
De deelnemende bedrijven betalen € 350 per hectare per jaar. Dit geld wordt voornamelijk geïnvesteerd in gewasgericht onderzoek, dat het voornaamste agendapunt vormt van de gewascoöperatie. Actuele vraagstukken zijn de houdbaarheid van het product – zowel in de voorraadbuffers op de teeltbedrijven als in de handelsketen – en meeldauwbeheersing. Op beide fronten wordt inmiddels onderzoek verricht of zijn concrete projecten in voorbereiding.
Strijbis: “Meeldauw is op alle bedrijven een terugkerend probleem. Bij het zoeken naar oplossingen is in elk geval duidelijk dat we onze afhankelijkheid van de chemie moeten verminderen. De mogelijkheden en ruimte om chemisch in te grijpen wordt immers steeds kleiner. We zullen het vooral moeten zoeken in biologische bestrijders en middelen van natuurlijke oorsprong, genetische weerbaarheid en in weerbaarder teeltsystemen. Gelukkig voelen de vermeerderaars zich hier ook bij betrokken en participeren zij in relevante projecten.”
Luisbestrijding, waarvoor het aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen eveneens is teruggedrongen, Phytophthora en groeiremmers hebben eveneens de aandacht van het bestuur en de leden van de gewascoöperatie, hoewel daarvoor nog geen onderzoeksvoorstellen zijn opgesteld. De leden van de gewascoöperatie kunnen eventuele knelpunten in de teelt altijd doorgeven aan het bestuur.
Collegiaal ontmoetingsplatform
“Verduurzaming van de teelt vormt in veel gesprekken de rode draad, ook in de wandelgangen”, vat Van Dop samen. “We komen twee tot drie keer per jaar bij elkaar voor bestuursoverleg. Buiten die momenten zien we elkaar en veel van onze collega’s eveneens met enige regelmaat. We streven ernaar om eens per twee maanden een excursie te organiseren voor alle leden. Niet alles draait om onderzoek, want we zien de coöperatie nadrukkelijk ook als een collegiaal ontmoetingsplatform. Meestal bezoeken we een teeltbedrijf van één van de leden, waar we dan gezamenlijk een rondje tuinen en de teelt en eventuele knelpunten bespreken. Het kan echter ook een bezoek zijn aan een veredelaar, een onderzoeksinstelling of een toeleverancier. De laatste keer waren we te gast bij Van Iperen.”
Tot nu toe zijn de beide bestuursleden goed te spreken over de opkomst. De excursies leveren bovendien altijd agendapunten op voor het bestuursoverleg, dus voorlopig gaan ze daar graag mee door.
Overlap
Het bestuur van de vorig jaar december opgerichte gewascoöperatie wordt gecompleteerd door Aad Vreugdenberg, Karel Schoenmaker en Fred van Luijk. Niet toevallig kennen zij elkaar ook van de beide andere overlegplatforms; vrijwel alle bestuursleden zitten tevens in de betreffende FloraHolland productcommissie (fpc) of in de promotiecommissie.
“Er is inderdaad wel wat overlap, zowel qua bemanning als in de besproken thema’s en knelpunten”, erkent Strijbis. “De promotiecommissie draait nu al voor het vierde jaar en daarin zijn ook de veredelaars vertegenwoordigd. Hierin wordt besproken op welke wijze en met welke financiële ondersteuning we de hele productgroep goed onder de aandacht kunnen brengen van het handelskanaal en de consument.”
De fpc focust zich vooral op de internationale ontwikkelingen in vraag, aanbod (volumes en assortiment), prijs en productkwaliteit. Productkwaliteit, in het bijzonder het behoud daarvan in de afzetketen, staat daar natuurlijk ook op de agenda.
Stabiele markt
Gevraagd naar de recente marktomstandigheden stellen de heren vast dat het areaal de laatste vijf jaar vrijwel gelijk is gebleven op 80 ha. Na Nederland is Denemarken met 20 ha de tweede leverancier in Europa. Ook in Italië, Duitsland en België wordt op beperkte schaal kalanchoë geteeld, voornamelijk voor de binnenlandse markten.
“De verhouding tussen enkel- en dubbel- of gevuldbloemig is ook redelijk stabiel”, merkt Van Dop op. “Ik schat dat die op 75/25 ligt. Wat me wel opvalt, is dat het assortiment wat meer verschuift naar de kleinere potmaten met een kortere teeltduur. We brengen met elkaar dus meer stuks op de markt dan een paar jaar geleden, voor gemiddeld wat lagere prijzen. De eerste dertig weken van het jaar zijn de prijzen meestal goed, om daarna wat terug te vallen.”
Brexit
“De veredeling boekt nog steeds veel vooruitgang. Door de jaren heen zijn de bloemen steeds groter geworden en het kleurenpalet is erg breed. In combinatie met de gemakkelijke verzorging is kalanchoë daardoor nog steeds een heel interessant product voor de consument”, zo constateert Strijbis aan.
Van Dop knikt bevestigend. “Wij zien een goed perspectief voor ons product, al zorgt de Brexit wel voor wat onzekerheid. Groot-Brittannië is een belangrijke afzetmarkt. Hopelijk blijven de gevolgen beperkt, maar dat zullen we moeten afwachten.”
Samenvatting
Sinds december 2015 is de Gewascoöperatie Kalanchoë actief. Gewasgericht onderzoek, inclusief de financiële bijdrage daaraan vanuit het bedrijfsleven, vormt een belangrijk agendapunt. De coöperatie fungeert ook als excursie- en discussieplatform voor de leden.
Tekst: Jan van Staalduinen. Foto’s: Studio G.J. Vlekke.