Dat trips een enorm probleem is in de sierteelt onder glas is geen nieuws meer. In de meeste gevallen gaat het dan om de californische trips, een soort met een sterke voorkeur voor bloemen. De laatste jaren duikt er steeds vaker een andere polyfage trips op, de Echinothrips americanus. Deze typische bladbewonende trips kan in sierteeltgewassen zoals gerbera en roos behoorlijk schade geven als er niet tijdig wordt ingegrepen. In onderzoek is nog eens nauwkeurig gekeken naar de bestrijding met een aantal soorten roofmijten en roofwantsen.
Bij roofmijten zijn opvallende verschillen gevonden tussen vier soorten en is de bestrijding in sommige gevallen te verbeteren door het toedienen van stuifmeel. Roofwantsen van de familie Miridae blijken zeer effectieve bestrijders van Echinothrips te zijn, maar de mogelijkheden voor inzet is sterk afhankelijk van het type gewas.
Omschakelen
Anders dan de Californische trips, die een typische bloementrips is, geeft Echinothrips americanus de voorkeur aan bladeren. Hij is makkelijk te herkennen aan zijn zwarte uiterlijk met twee duidelijke witte vlekken op zijn vleugels. Maar omdat hij zich vaak laag in het gewas op bladeren schuilhoudt, is zijn aanwezigheid in de kas nog wel eens een verrassing. Hoewel de soort al weer zo’n twintig jaar voorkomt in de Nederlandse glastuinbouw (zoals zijn naam al deed vermoeden, ooit geïmporteerd uit Noord-Amerika), weten we nog maar bar weinig van dit beestje.
De laatste jaren is er duidelijk een toename van de soort te zien op bedrijven die omschakelen naar een geïntegreerde bestrijding. Door de verminderde inzet van breedwerkende insecticiden heeft deze trips meer de kans gekregen zich te vestigen in gewassen. Om de biologische bestrijding van andere plagen niet te verstoren, is het wenselijk om ook dit insect aan te pakken met natuurlijke vijanden. Roofmijten en roofwantsen zijn daarvoor goede kandidaten.
Bestrijding met roofmijten
In het laboratorium is nauwkeurig bekeken welke stadia vatbaar zijn voor roofmijten en hoeveel individuen van welk stadium per dag worden gegeten. Dit is getest voor de roofmijten Amblyseius swirskii, Amblydromalus limonicus, Euseius ovalis en Euseius gallicus. De laatste twee Euseius soorten vestigen zich goed in roos en zijn daarom interessante kandidaten voor dit gewas.
Er zijn opvallende verschillen tussen de soorten gevonden. De meeste larven van Echinothrips werden gegeten door A. limonicus, gevolgd door E. ovalis en A. swirskii (zie figuur). Ook de eileg van deze roofmijten was het hoogst bij A. limonicus. Vreemd genoeg werd de trips nauwelijks door de roofmijt E. gallicus gegeten. De exacte reden hiervoor is onduidelijk.
Interessant is dat ook poppen vatbaar waren voor roofmijten. Dit immobiele stadium, dat zich eveneens op het blad bevindt, kan zich niet goed verdedigen en is daarom een geschikte prooi.
Met uitzondering van E. gallicus aten alle roofmijtensoorten het popstadium. Omdat de poppen veel groter zijn dan de larven, ligt het aantal individuen dat per dag wordt gegeten echter een stuk lager dan bij het larvale stadium. Volwassen Echinothrips werd door geen enkele roofmijt gegeten. Naast het aantal trips dat per individuele roofmijt wordt gegeten, is het voor de plaagbestrijding op een gewas belangrijk hoe goed een roofmijt zich vestigt en in welke dichtheden. Een hoge dichtheid kan een mindere predatie per individu immers makkelijk opheffen.
Resultaten in het gewas
In gerbera zijn de roofmijten A. swirskii en A. limonicus vergeleken, waarbij de resultaten goed overeenkwamen met die van het laboratorium. Bij A. limonicus werd de trips beter bestreden dan door A. swirskii. In roos en paprika werd in andere studies dit verschil eveneens gevonden.
Merkwaardig blijft wel dat Echinothrips vaak niet helemaal verdwijnt. Op de een of ander manier zijn ze in staat om de roofmijtdruk te overleven. In vervolgonderzoek is daarom gekeken of de bestrijding is te verbeteren door het aanbieden van stuifmeel als alternatieve voedselbron. Stuifmeel kan de dichtheid van roofmijten een enorme ‘boost’ geven en dit zou tot een beter plaagbestrijding kunnen leiden. De keerzijde is dat de Californische trips zich ook voedt met stuifmeel waardoor er situaties kunnen ontstaan waarbij het nadelig is voor de bestrijding van trips.
Effecten van stuifmeel
Een belangrijke vraag is dus of het effect heeft op Echinothrips. Dit bleek niet het geval te zijn bij stuifmeel van lisdodde. In tegenstelling tot de Californische trips was er geen enkel effect op ontwikkelingsduur, eileg of populatieontwikkeling. Dit is dus gunstig, omdat je daardoor roofmijten selectief kunt bijvoeren, mits er geen Californische trips aanwezig is.
De effecten van stuifmeel op de bestrijding van trips is getest op niet-bloeiende paprikaplanten voor de roofmijten A. swirskii, E. gallicus en E. ovalis. Bij alle roofmijten leidde het aanbieden van stuifmeel tot verhoogde roofmijtdichtheden. Bij A. swirskii was de bestrijding van Echinothrips hierdoor significant beter, maar bij E. gallicus was er ondanks de hoge dichtheden van roofmijten geen bestrijding. Euseius ovalis reageerde extreem goed op stuifmeel, maar de bestrijding was even goed als op planten zonder stuifmeel.
Roofwantsen
Bij paprika is lange tijd geleden al ontdekt dat de roofwants Orius majusculus een goede bestrijder van Echinothrips is. In dit gewas wordt Orius met succes ingezet om de trips te bestrijden. In veel sierteeltgewassen vestigt de wants zich echter niet. In gerbera is de laatste jaren gekeken naar omnivore roofwantsen van de familie Miridae. Naast Macrolophus pygmaeus zijn verschillende Dicyphus soorten getest, zoals Dicyphus maroccanus, Dicyphus tamaninii en Dicyphus errans. Bij al deze soorten werd de trips bijzonder goed bestreden. Planten werden en bleven volledig schoon.
De wantsen lijken uitstekende kandidaten om preventief in te zetten tegen verschillende plagen en ze kunnen zich goed handhaven doordat ze allerlei prooien en plantensap nuttigen. Dit is tegelijkertijd soms een nadeel, omdat voeding aan planten bloemschade kan geven. In vervolgonderzoek wordt de komende tijd gekeken of en wanneer dat gebeurt en of dat is te voorkomen. Inzet van deze wantsen in gerbera zou een doorbraak kunnen zijn in de biologische bestrijding van Echinothrips, maar ook van andere plagen. In andere gewassen zoals roos en potplanten wordt in de toekomst gekeken of de inzet van miride roofwantsenmet bankerplanten kan worden ondersteund.
Samenvatting
Echinothrips duikt steeds vaker op in de sierteelt onder glas. Bij het testen van een aantal soorten roofmijten gaf A. limonicus in een aantal proeven de beste bestrijding, terwijl E. gallicus nauwelijks tot geen effect had. De bestrijding met A. swirskii kon worden verbeterd door het aanbieden van stuifmeel. Naast roofmijten bleken roofwantsen van de familie Miridae uitstekende bestrijders te zijn, maar verder onderzoek is nodig om potentiële bloemschade te voorkomen en om de vestiging in verschillende gewassen te verbeteren.
Tekst en beeld: Gerben Messelink, Somayyeh Gasemzadeh en Ada Leman (Wageningen UR Glastuinbouw)