Op verzoek van de partners van het Energieconvenant 2022-2030 voerde Wageningen Social & Economic Research een scenariostudie uit naar het verwachte energieverbruik van de sector in 2040. In lijn met de ambitie om dan volledig klimaatneutraal te zijn, zijn daarvoor ook de duurzame vormen van energie onder de loep genomen. Onderzoeker Pepijn Smit, die de verkenning samen met collega Volkert Beekman uitvoerde, licht de uitkomsten en achtergronden toe.
“Vorig jaar stond er in het kader van het convenant en de monitoring van het energieverbruik al een raming gepland voor het verwachte gebruik in 2040”, steekt Smit van wal. “In vorige studies zijn we altijd uitgegaan van ongewijzigd beleid, ook qua uitwerking. De laatste jaren zijn de bedrijfsdynamiek en het beleid echter dermate veranderd, zowel nationaal als mondiaal, dat het verstandig was om de toekomst via scenario’s te verkennen.”
Naast Glastuinbouw Nederland, Greenport Nederland en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) zijn de ministeries van Financiën en Klimaat en Groene Groei (KGG) ondertekenaars van het convenant en derhalve mede opdrachtgever van de verkenning.
Verdienperspectief en waardering
Voor de transitie naar een klimaatneutrale en economisch rendabele Nederlandse glastuinbouw zijn verlaging van de energievraag, vervanging van fossiele bronnen, verdienperspectief en maatschappelijke waardering essentieel. Smit vervolgt: “Die twee laatste vormen de drijvende krachten. De maatschappelijke waardering voor onze sector is sterk bepalend voor de geboden beleidsruimte en ondersteuning waarbinnen de transitie moet plaatsvinden. Het verdienperspectief, oftewel de marktwaardering voor het duurzaam geteelde product, beïnvloedt de investeringsruimte en het innovatievermogen van de bedrijven. Wanneer je die beide krachten in een hoog/laag verdeling tegen elkaar uitzet, ontstaan er vier vlakken met een eigen ontwikkelingsperspectief. Het geschatte energieverbruik, volgens die scenario’s voor 2040, is zo goed mogelijk bepaald voor warmte, elektriciteit en CO₂ en onderverdeeld naar duurzame bronnen.”
25 experts geraadpleegd
Het behoeft geen uitleg dat zo’n toekomstverkenning doorspekt is met onzekerheden en inschattingen. Om tot een zo realistisch mogelijke invulling te komen, zijn de onderzoekers in gesprek gegaan met 25 deskundigen die met beide benen op de transitiegrond staan, variërend van telers en beleidsmakers tot energieadviseurs en toeleveranciers. “Die professionals hebben waardevolle input geleverd voor de uitwerking van de scenario’s, zowel kwantitatief als kwalitatief”, aldus Smit
De vier scenario’s
In het meest gunstige ontwikkelingsscenario (hoge maatschappelijke waardering, hoge marktwaardering voor het product; kwadrant rechtsboven in de figuur) ligt de focus op ‘Waarde’. Het voor dit scenario realistisch geachte glasareaal van 9.500 ha verbruikt dan 40,8 PJ warmte en 7,2 TWh elektriciteit.
Met de klok mee komen we via het scenario ‘Kwaliteit’ (hoge marktwaardering, lage maatschappelijke waardering) in het minst gunstige kwadrant linksonder, waar de focus op ‘Kosten’ ligt. Het areaal glas bedraagt volgens dit scenario in 2040 nog maar 6.100 ha, het bijbehorende energieverbruik ligt op respectievelijk 21,8 PJ en 3,2 TWh. Het laatste scenario linksboven is eveneens kostprijs-gedreven, maar biedt dankzij een hogere maatschappelijke waardering meer ruimte om te investeren in ‘Efficiëntie’.
Veel of weinig krimp
“Bij een lage productwaardering past een nog lager energieverbruik”, verklaart Smit. “De verschillen tussen de scenario’s zijn groot, maar in alle gevallen zal voor de ambitie klimaatneutraal het gasverbruik tot nul moeten dalen. Je ziet ook dat het areaal hard achteruitgaat wanneer zowel het verdienperspectief als de maatschappelijke waardering verslechteren. Enige krimp lijkt in alle gevallen waarschijnlijk, door verschillende oorzaken. Daarbij kun je denken aan de mogelijkheden om deel te nemen aan duurzame energieprojecten en bijhorende distributienetwerken, het saneren van verspreid liggend glas, aan herbestemming van glastuinbouw en aan uitbreiding van bedrijven in andere landen, waar het perspectief gunstiger is of lijkt.”
Verschillen tussen regio’s en bedrijven
Het ontwikkelingsperspectief kan van regio tot regio en van bedrijf tot bedrijf aanzienlijk verschillen, erkent de Wageningse onderzoeker. “De beschikbaarheid van alternatieve, duurzame energiebronnen speelt daar zeker in mee”, zegt hij. “Geothermie is niet overal beschikbaar. Hetzelfde geldt voor restwarmte en externe CO₂. Ook dat zal van invloed zijn op het plaatselijke perspectief en het toekomstige areaal in gevestigde glastuinbouwgebieden. Hiernaast verschillen per bedrijf de strategie en specifieke kenmerken.”
De scenariostudie is relevant en beschikbaar voor iedereen die direct of indirect betrokken is bij de energietransitie binnen de glastuinbouw. Download hier het rapport en de bijbehorende infographic.
Tekst: Jan van Staalduinen












