Een deel van de chrysantenkassen in ons land lag de afgelopen maanden leeg, in de meeste gevallen als gevolg van de hoge energieprijzen. Diverse telers kozen ervoor om als alternatief een groenbemester in te zaaien. Dit om onder meer het bodemleven en de bodemstructuur te stimuleren. Ook kunnen de groenbemesters mogelijk helpen om problemen met het wortelknobbelaaltje te verminderen.

Diverse chrysantentelers in ons land besloten afgelopen najaar om hun bedrijf (deels) leeg te laten liggen gedurende de wintermaanden. “Het ging naar schatting om vijf tot tien procent van het totale areaal”, zegt Arjan Spaans, Accountmanager Sierteelt bij Van Iperen. “Een aantal telers koos ervoor om na de laatste teelt een groenbemester te zaaien. Dit idee kwam vanuit de akkerbouw; hier gebeurt het inzaaien van groenbemesters al jarenlang.”

Bodemleven op peil houden

Ook René Corsten, adviseur Chrysant bij Delphy, heeft enkele klanten die deze winter een groenbemester inzaaiden. Vooral om het bodemleven op peil te houden en de bodemvitaliteit te stimuleren, geeft hij aan. “Dit was ingegeven vanuit de overtuiging dat je de grond beter niet onbeteeld kunt laten. Planten − dus ook groenbemesters − geven via hun wortels namelijk exudaten af, die dienen als voeding voor het bodemleven. Met een groenbemester houd je dan ook het bodemleven op peil, wat zorgt voor een betere bodemvitaliteit. En dit leidt weer tot een betere groei en een weerbaarder gewas met minder teeltproblemen, zo is de gedachte.
De hoop is dat uiteindelijk ook niet meer hoeft te worden gestoomd, waardoor ondernemers fors kunnen besparen op energiekosten. Bij de gasprijs van begin januari, van 70 cent per kuub, is een gemiddelde teler drie euro per vierkante meter per jaar kwijt aan gaskosten voor het stomen. Voor een gemiddeld chrysantenbedrijf van vier hectare komen de totale kosten dan uit op 120.000 euro per jaar.”
Daarnaast komt de ondergewerkte groenbemester het organische stofgehalte in de bodem ten goede, geeft hij aan. “Dit heeft hoogstwaarschijnlijk een positieve invloed op de bodemstructuur en -weerbaarheid. Maar dat weten we nog niet zeker; we hebben nog relatief weinig kennis over bodem- en plantweerbaarheid.”

Weerbaar telen

Omdat het inzaaien van groenbemesters al jarenlang gebruikelijk is in de akkerbouw, begeleidt akkerbouw-adviseur Jan Pieter Bijnagte van Van Iperen diverse chrysantentelers die aan de slag zijn gegaan met groenbemesters. “Onze overtuiging is dat de groenbemesters enerzijds kunnen bijdragen aan een betere bodemstructuur. Ook hopen we hiermee de problemen met het wortelknobbelaaltje te kunnen reduceren”, geeft hij aan.
Dit laatste was voor Kiepflower in Nieuwaal de belangrijkste reden om afgelopen najaar 4 ha groenbemester in te zaaien. “De betreffende kas lag bij ons niet alleen leeg vanwege de gasprijzen, maar om markttechnische redenen. In de wintermaanden is onze orderportefeuille altijd wat beperkter en zijn de prijzen doorgaans ook lager”, zegt Marinus Kiep. “We besloten hier een groenbemester te zaaien omdat ik wist dat hiermee in de akkerbouw positieve resultaten werden behaald in de strijd tegen aaltjes. Het wortelknobbelaaltje is voor ons een behoorlijke uitdaging. En stomen is met gasprijzen als die van afgelopen jaar gewoonweg te duur; om die reden hebben we afgelopen zomer ook niet gestoomd. Dan moet je toch wat anders, vandaar deze keuze.”
Kiep verwacht daarnaast dat een groenbemester het bodemleven aan de gang houdt. “Dit is belangrijk, aangezien we toch de weg van weerbaar telen zullen moeten inslaan om de inzet van chemie te kunnen reduceren.”

Drie plantensoorten

Om het wortelknobbelaaltje zo effectief mogelijk te lijf te gaan, adviseerde Bijnagte telers om een mengsel in te zaaien met drie verschillende plantensoorten: bladrammenas, gele mosterd en zwaardherik. “Bladrammenas en zwaardherik zijn slechte waardplanten voor het wortelknobbelaaltje”, zegt de adviseur. “We hebben weliswaar nog geen ervaring met de specifieke wortelknobbelaaltjes die voorkomen in chrysant, maar de kans dat we de aaltjespopulatie kunnen reduceren, lijkt het grootst bij deze soorten. We hopen dat telers hierdoor uiteindelijk ook minder intensief hoeven te stomen.”
Daarnaast hebben de gekozen plantensoorten een verschillende bewortelingsdiepte. “Hierdoor is sprake van een intensieve beworteling tot een diepte van dertig à veertig centimeter. Dit draagt bij aan een betere bodemstructuur.”
Marinus Kiep, die het genoemde mengsel gebruikt, voegt toe dat de gele mosterd ook nog een ‘nawerking’ heeft in de strijd tegen het wortelknobbelaaltje. “Als je deze groenbemester hebt ondergewerkt en deze gaat afbreken, komen bepaalde zwavelcomponenten namelijk Isothiocyanaat vrij, die het wortelknobbelaaltje aanpakken. Dit is dus nog een extra troef.”

Specifieke uitdagingen

Volgens Bijnagte bracht het inzaaien van een groenbemester onder glas wel wat specifieke uitdagingen met zich mee. In de buitenteelten wordt een groenbemester doorgaans namelijk al in september of oktober gezaaid, geeft hij aan. “In de kassen ging deze later de grond in, bij kortere dagen, maar wel bij hogere temperaturen. Het was de vraag hoe het gewas hierop zou reageren. Maar we zagen geen negatieve effecten op de gewasgroei. Zelfs het sluiten van het scherm op vorstdagen had tot nu toe geen negatieve impact. De groenbemesters stonden en staan er prima bij. Overigens hebben we wel slakkenkorrels gestrooid langs de randen van de percelen. Groenbemesters kunnen namelijk aantrekkelijk zijn voor slakken, en die wil je natuurlijk niet in je chrysanten hebben.”

Watergift en zaaiwijze

Op de meeste bedrijven werden en worden de kassen met groenbemesters niet verwarmd, maar alleen vorstvrij gehouden. Net na het zaaien gaven telers behoorlijk wat water, om zo een goede gewasontwikkeling te stimuleren, geeft de adviseur aan. “Gaandeweg de teelt werd dit wat minder, om de groenbemester makkelijk te kunnen onderwerken. Het is dan namelijk niet handig als de planten nog vol water zitten; dan wordt het één grote smurrie.”
Ook de manier van zaaien is nog een punt van aandacht. Op de bedrijven die worden begeleid door Van Iperen werd het zaad op vochtige grond gestrooid. “De plantjes kwamen goed op, maar het duurde wel even voordat de wortels de grond in gingen. Wanneer je een zaaimachine zou inzetten, die het zaadje echt een stuk in de grond brengt, komt dat de beworteling en gewasontwikkeling waarschijnlijk ten goede. Dat is een leerpunt.”

Stikstof ‘wegsnoepen’

De meeste chrysantentelers zaaiden de groenbemester volgens Bijnagte vanaf november in, en werkten deze vanaf begin januari onder. Sommige groenbemesters zullen in de komende periode nog worden ondergewerkt. De adviseur verwacht niet dat chrysantentelers die een groenbemester hebben gezaaid hun bemestingsschema gedurende de teelt zullen moeten aanpassen. “Mogelijk wordt bij de vertering van de ondergewerkte groenbemester wat stikstof ‘weggesnoept’ van de plant, maar ik acht die kans vrij klein.”

Lossere bodem

Op het moment dat dit artikel wordt opgetekend, is nog niet helemaal duidelijk of de groenbemesters de beoogde effecten hebben. Wel zien Kiep en Bijnagte al dat het gewas de bodemstructuur positief beïnvloedt. “We zien dat de bodem wat losser is op plekken waar de groenbemester staat”, zegt de adviseur. “Dit komt vooral doordat de wortels van de planten de bodem als het ware uit elkaar duwen. Hierdoor bevat de grond meer vocht en zuurstof, wat het bodemleven ten goede komt. En wanneer je de groenbemester onderwerkt, blijven de wortels nog even in de grond zitten en vormen dan voeding voor het aanwezige bodemleven. Ook houden de wortels de bodem dan nog luchtig. Dat is anders dan wanneer je met een cultivator door de grond gaat; de grond blijft dan maar even luchtig en zakt ‘weer snel in elkaar.”

Positieve verwachtingen

Of de groenbemesters ook daadwerkelijk het wortelknobbelaaltje de kop indrukken, is nog afwachten. Bijnagte: “Maar ik ben positief, ook vanwege de ervaringen in de akkerbouw. Ik verwacht dat er wel een effect zal zijn op aaltjes, maar het is afwachten hoe groot dit precies is. Om de wortelknobbelaaltjes in de toekomst goed beheersbaar te houden, zullen verschillende maatregelen genomen moeten worden. Mijn verwachting is dat groenbemesters daar zeker een rol in kunnen spelen.”
Ook Kiep heeft die hoop. Hij verwacht het stomen nog niet meteen volledig te kunnen overslaan, maar hoopt dat dit op langere termijn wel mogelijk is. “Als ik zie welke effecten in de akkerbouw worden behaald, moeten we ook in de glastuinbouw iets kunnen bereiken. Maar omdat de omstandigheden anders zijn en sprake is van één specifiek aaltje is het de vraag of het effect groot genoeg zal zijn. Het is nog echt pionieren.”

Tekst: Ank van Lier, beeld: Marcel Otterspeer