Het DFT-systeem voor de drijvende teelt op water is na jarenlang onderzoek en ervaring een succes. Maar nog niet, zoals aanvankelijk gedacht voor sla. Nadat heel veel aanloopproblemen zijn overwonnen is het paksoi waarmee B-Four Agro de markt verovert. De oorzaak hiervan is niet zozeer het systeem, maar een gevolg van producteisen.
B-Four Agro in Warmenhuizen haalde begin 2019 de pers met de oogst van de eerste kroppen sla. De toekomst van Deep Flow Technique (DFT) – de teelt op een diepe laag water – werd optimistisch ingeschat. Daarna bleef het lange tijd stil. Naar nu blijkt is inmiddels 80% van de productie gericht op paksoi. Firmant Bart Bak heeft meer grip gekregen op zowel de waterkwaliteit als het klimaat, maar zes soorten sla tot een goed einde brengen is nog niet consequent gelukt. Paksoi daarentegen profiteert wel van aanpassingen in de strategie. Bij een recent bezoek was onderzoeker Matthijs Blind van Vertify (voorheen Proeftuin Zwaagdijk) hiervan getuige.
Zuurstof infiltreren
Bij het betreden van de ‘natte ruimte’ wijst Bart Bak direct op de cruciale rol van zuurstof, niet alleen bij de opname van nutriënten, maar ook bij het natuurlijke zuiveringsproces. “We injecteren nu zuivere zuurstof in de vorm van nanobubbels. Deze passen tussen de watermoleculen. Dit leidt tot een hogere concentratie zuurstof.”
Het injectiesysteem was één van de eerste aanpassingen. “Zuurstof bleek nodig voor het afbreken van wortelexudaten en organische verbindingen. Hiermee zijn plantpathogen schimmels en algen te voorkomen”, legt hij uit. Blind geeft aan dat een concentratie van 8-10 ppm een goed uitgangspunt is. Bij 6 ppm wordt het systeem gevoelig voor temperatuur. “Als het warm wordt heeft de plant meer zuurstof nodig en is er dus een grotere kans op een tekort. Het streefpercentage is daarmee ook afhankelijk van het seizoen.” Bak houdt het op 8 ppm. Hij voegt toe dat water uit de opkweekruimte een koolstoffilter passeert om wortelexudaten te verwijderen.
Gevarieerd biotoop
Het water in het DFT-systeem wordt bij B-Four Agro niet ontsmet. Volgens Bak zijn er twee visies: “Bij de ene ontsmet je water om het zo schoon mogelijk te houden, maar dat is ook kwetsbaar. Bij de andere richt je je op een gevarieerde biotoop voor een zo gezond mogelijk systeem. Wij kiezen voor het laatste.”
Beiden constateren overigens dat veel problemen onterecht aan de kwaliteit van water worden toegeschreven. Dit is in meerdere onderzoek aangetoond. Blind: “Het microklimaat boven een drijver is anders dan in de gangbare teelt in de grond. Dit kan stress bij de planten veroorzaken en daarmee – indirect – ook wortelproblemen geven.”
Direct naar opkweekruimte
Een bezoekje aan de kiemkamer zit er niet meer in. De stap van kieming bij 16ºC en maximale RV wordt tegenwoordig overgeslagen. Bak: “Na 1,5 dag in de kiemkamer moesten de trays worden overgezet naar de opkweekruimte. Dat was veel werk, ook in het weekend. Nu kiemt het zaad in de opkweekruimte.” Het betreft hier een daglichtloze LED-cel met een meerlagensysteem. In deze cel is het 16 tot 21ºC. Het substraat in de plug, een mengsel van turf en houtvezel, is vochtig genoeg voor kieming.
De opkweekperiode voor sla is drie en voor paksoi twee weken. De met trays gevulde tafels komen door een soort brievenbus naar de opkweekruimte en schuiven elke dag een plaats op. Bovenlangs komen ze weer terug. In de ruimte is het 6 uur donker, in de overige uren wordt groei gestimuleerd met LED-licht. Eenmaal uit de opkweekruimte worden de planten door een automaat overgezet in de drijvers (floats). De plantdichtheid neemt dan af 200 per m² naar 20 per m².
Gewenningsfase
Eenmaal in de met folie gedekte kas aangekomen merkt Blind direct op dat er een scheidingswand is geplaatst tussen de eerste en de overige kappen. Vooraan acclimatiseren de jonge planten de eerste paar dagen. “Een heel belangrijke fase”, aldus Bak. “De planten komen uit de LED-cel en staan nu volledig in het daglicht. Daarnaast is er de reflectie van de witte drijvers.”
Volgens de ondernemer is het telen in een foliekas een ontdekking op zich geweest. Het folie maakt het licht diffuus en filtert geen UV-straling. Dat lijkt een voordeel, maar het kan ook te veel worden. Vandaar dat is geïnvesteerd in schermdoek dat 30% wegfiltert. “De eerste paar dagen is het scherm dicht, in de kas schermen we boven 600 watt per vierkante meter.”
Boven het gewas in de kas hangt LED-belichting. De lampen worden ingeschakeld van oktober tot half februari, aan het begin van de dag wanneer de daglengte korter is dan 11 uur. Er zijn drie kleurtypes. Blauw licht is voor het einde van de teelt en stimuleert volgens Bak de verdamping. Blind, die dit aspect niet heeft onderzocht, vraagt naar Baks ervaringen. Zo ontstaat een discussie over het vermoeden van groeiremming, een interactie met de wortels en effect op het blad. Bak: “Ik denk dat blauw licht bij sla alleen wenselijk is in de laatste dagen van de teelt. Paksoi is ten aanzien van licht en klimaat minder kritisch. Dit gewas gaat beter om met wisselende omstandigheden en gaat daardoor ook makkelijker de winterdag in.”
Eén waterpartij
Vanaf een dichte ondergrond meet het ‘substraat’ 34 cm. “Water is de basis, dat geeft rust.” Het gaat op 3 ha om tweemaal 5.000 m³ water dat per dag twee keer wordt rondgepompt. Vanaf de gevel wordt het water in het systeem ingespoten. Langs het middenpad worden de drijvers met het oogstklaar product naar de verwerkingsruimte getransporteerd. Hier in de bodem bevinden zich ook drains, drie innamepunten per kap. Het water wordt vervolgens in de dagvoorraadsilo gepompt en aangevuld uit een reservoir met regenwater.
Logisch is dat het bedrijf werkt met vloeibare meststoffen. Het uitgangspunt is een universeel recept geweest, zo’n beetje het gemiddelde van wat gewassen nodig hebben. Daarover zijn onderzoeker en teler het eens; water met een EC van 2 mS/cm waarbij elementen ruim voorradig zijn. Bak vertelt dat hij om de week een monster neemt en kijkt wat meer en minder wordt opgenomen. In kleine beetjes stuurt hij dan bij, met als voornaamste zorg dat de pH goed blijft.
“Gebleken is dat paksoi een iets andere behoefte heeft dan sla. Paksoi vraagt meer kalium, terwijl sla van stikstof houdt.” Bak wil voedingstekorten uitsluiten. Naast de bekende essentiële hoofd- en sporenelementen worden ook nog andere mineralen toegevoegd. In de kas ligt zelfs een mineralenpakket in het water. “Dat is een soort kleibaal waaruit de mineralen langzaam vrijkomen. Je ziet het ook in vijvers met koikarpers.”
De EC en pH worden continu bewaakt. Een belangrijk gegeven is dat de pH constant rond de 6 blijft. Blind vult aan dat de pH-waarde ook een indicatie is voor groei. “Zolang de pH oploopt, zit het goed. Als die daalt moet je je zorgen gaan maken.”
Stoeien met algen
De aanwezigheid van draadalg heeft invloed op de pH. Afstervende draadalgen verbruiken zuurstof en leiden tot nitrietvorming. Daarnaast zitten ze logistiek in de weg, omdat filters vollopen. Om draadalg te voorkomen wordt het systeem van drijvers zo gesloten mogelijk gehouden. Aanwezige algen worden als het ware uit het systeem geveegd. Bak: “Van het ‘schoffelen’, zijn we dus nog niet af. We ‘vegen’ nu een keer per week, daarna stroomt het vanzelf weg.” Hij heeft wel wat hulpmiddelen ontdekt. Waar het water wordt ingespoten, liggen zakken met gefermenteerd graan op de bodem. Eventueel aanwezige algen gaan door het afsterven niet rotten, maar fermenteren.
Groeiende markt
Voor paksoi heeft Bak al meerdere afnemers aan zich gebonden. De teeltduur is in de zomer drie weken en in de winter vijf weken. “We doen 16 tot 17.000 planten per dag. In de zomer is de kas voor 1,7 ha bezet en in de winter volledig. Gemiddeld is dit dus 2 ha wat te vergelijken is met 30 ha buiten, exclusief paden. We vermarkten onze producten als schoon en duurzaam geteeld. Automatisering van de oogst bij de teelt op water komt nu ook dichterbij”, benoemt Bak de voordelen. “Nadeel is dat veel paksoi in de drijvers scheef gaat. We denken nu aan diepere plantgaten en een langer potje. Of een ras dat meer ‘zit’.”
Lange aanloop naar juiste strategie
De doelstelling in de slateelt was het produceren van kroppen van 400 gram. De laatste fase bleek een knelpunt. “Waren de kroppen niet op gewicht dan moesten ze eigenlijk een paar dagen langer staan. In die tijd waren ze juist weer gevoeliger en de planning liep vast”, licht Bak toe. Van de zes soorten waar hij mee startte, is nu alleen nog Salanova (multileaf) over, een niet kroppende botersla. Deze komt binnen de gegeven tijd het beste op gewicht.
Overigens is de krop niet langer het uitgangspunt. “We telen voor de industrie. Zo veel en zo goed mogelijk. Houdbaarheid en verwerkbaarheid zijn de belangrijkste eisen. We zouden ons in dit systeem nog kunnen richten op een halffabricaat.” Als Blind vraagt wat er voor sla nog te onderzoeken valt, vindt Bak dit lastig te beantwoorden. “Heel veel is al geprobeerd. Mogelijk is onze kennis niet compleet als het gaat om de totale lichtsom die gehaald moet worden over de hele dag. Anders moet het gezocht worden in stressfactoren, veroorzaakt door te veel licht dat door de drijvers heen bij de wortels komt.”
Tekst en beeld: Marga van der Meer