Omdat klanten erom vragen, levert paprikateler Sjon de Groot uit Harmelen sinds 2018 al zijn producten met een certificaat van ‘On the way to PlanetProof’. Voldoen aan deze normen valt hem mee. Het levert hem vooral extra administratief werk op. Voornaamste kritiekpunt: Waarom bestaan er meer keurmerken naast elkaar binnen Nederland en Europa?
Sjon de Groot heeft een bedrijf van 5 ha – SdG Paprika’s – in Harmelen. Dit jaar teelt hij het rode ras ‘Gina’. Dit ras is net iets sterker dan de gele paprika’s die hij in voorgaande jaren teelde. De producten worden verpakt bij MidFresh. “We zijn met drie telers eigenaar; wij met Concordia en Kwekerij Midberg. MidFresh is gespecialiseerd in het sorteren en verpakken van alle kleuren paprika’s. Het gaat op jaarbasis om ruim 9 miljoen kg. De producten worden onder één naam verkocht, maar de bedrijven hebben wel elk een eigen nummer voor track & trace, zodat duidelijk is van welk bedrijf ze afkomstig zijn. We zijn alle drie aangesloten bij leverancier Van Oers United.”
Klantwensen
Wie zijn klanten precies zijn, weet De Groot niet. Het gaat om verschillende supermarktketens in binnen- en buitenland. Wat betreft keurmerken richt de paprikateler zich op de wensen van de klanten waar Van Oers aan levert. In 2018 vroeg de ‘afzet’ om Milieukeur. Dat is hij toen gaan doen. In dat jaar veranderde Milieukeur in ‘On the way to PlanetProof’, in dit artikel PlanetProof genoemd.
Dit is overigens niet het enige keurmerk, dat de verschillende klanten willen. Ze vragen onder andere om Global-GAP, al dan niet met GRASP. Dit is een toevoeging waarbij gekeken wordt of er ethisch verantwoord wordt omgegaan met het personeel. De diverse buitenlanden hebben weer eigen certificaten. “In het verleden was er bijvoorbeeld Tesco Natures Choice, in Duitsland is er nog altijd het keurmerk IFS.”
De Groot vindt het keurmerk zeker een goede zaak. “Het laat zien dat je niet zomaar wat aanrommelt, maar bewust bezig bent.” Maar het slaat wel een beetje door, stelt de teler. “Waarom niet één certificaat dat voor iedereen toereikend is en voor alle landen waar we aan leveren als BV Nederland? Iedereen schrijft het net weer anders op, maar uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer.”
Bovenwettelijke eisen
De deels bovenwettelijke eisen ontwikkelen zich mee met de mogelijkheden om de aarde steeds minder te belasten. Producenten leveren daarmee een bijdrage aan de duurzaamheid. Binnen de verschillende thema’s zijn er teelteisen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen neemt een grote plaats in. Broeikasgasemissie is een thema dat van toenemend belang wordt. Andere thema’s zijn onder andere water, bemesting, verpakkingen en lichtuitstoot.
Het hoofdstuk, waar de meeste aandacht naar uitgaat is gewasbescherming. Het keurmerk stelt bovenwettelijke eisen aan geïntegreerde teelt en beperkt het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met risico’s voor mens of milieu. “Dat betekent dat telers sommige middelen niet mogen gebruiken, die wettelijk wél zijn toegestaan. De eisen zijn in samenspraak met een groep belanghebbenden vastgesteld”, vertelt Jaap Bij de Vaate, projectmanager bij SMK.
Bonus-malus
Er is een lijst met groene middelen die bonuspunten opleveren, een lijst met onmisbare middelen, die minder goed zijn voor het milieu en daarom maluspunten opleveren en er zijn middelen die telers echt niet mogen toepassen. “De maluspunten kun je wegstrepen tegen bonuspunten”, legt Bij de Vaate uit.
Omdat De Groot eerder ook al milieubewust bezig was, zijn de net wat strengere normen voor hem geen probleem. “Ik zet tegen trips, luis, spint, wittevlieg en mineervlieg natuurlijke vijanden in. Ik doe weinig tot niets chemisch. Mijn belangrijkste probleem is luis aan het begin van de teelt. De ene keer moet ik wel corrigeren met een binnen het keurmerk toegelaten chemisch middel zoals Vertimec, een andere keer niet.”
Dat levert dan wel een maluspunt op voor iedere keer dat hij spuit, weet hij. “Biologie uitzetten, levert me bonuspunten op. Zo’n maluspunt mag ik wegstrepen tegen een behaald bonuspunt. Aan het einde houd ik voldoende bonuspunten over.”
Broeikasgasemissie
Een nieuw punt dit jaar (zie kader) is de broeikasgasemissie. Telers kunnen via een online rekenmodule uitrekenen hoeveel equivalenten CO2 ze uitstoten. Ook binnen dit systeem zijn bonus- en maluspunten te behalen en zijn er harde eisen.
Omdat het om een nieuw onderwerp gaat, heeft De Groot hier nog maar weinig ervaring mee. “Het invullen van de rekenmodule was gemakkelijk. Wel kost het tijd om de benodigde gegevens te verzamelen, zoals jaaroverzichten, rekeningen, etc. We zijn gecertificeerd, dus ik neem aan dat er geen problemen zijn.”
Wat levert het op?
Er vallen inmiddels ongeveer 300 glastuinbouwbedrijven onder het keurmerk. Het betreft 39% van de groenteteelt en 4% van de sierteelt. Op dit moment krijgen deze telers niet extra betaald voor hun inspanningen. “Het is vooral een voorwaarde om te mogen leveren aan de klanten die erom vragen”, ondervindt De Groot.
Bij de Vaate: “Het werken aan duurzaamheid via dit keurmerk levert maatschappelijk draagvlak in de samenleving en politiek op. Ook Greenpeace, dat vindt dat supermarkten meer duurzame productie moet stimuleren, acht een eerlijke beloning voor de telers op hun plaats. Aardappelcoöperaties en HAK geven al wel een bepaald bedrag per hectare extra voor de certificering”, weet hij.
Ook broeikasgasemissie telt nu mee
De broeikasgasemissie is dit jaar nieuw in het certificatieschema. In overleg met stakeholders zijn er normen bepaald, waaraan bedrijven moeten voldoen. Glastuinders vallen in de categorie ‘bedekte teelten’. In 2024 moeten telers aan de nieuwe eisen voldoen.
“Emissie van broeikasgassen is een nieuw criterium. De normeringsaanpak is vastgesteld in overleg met telers, onderzoekers en energiespecialisten. Voor bedekte teeltbedrijven geldt dat telers een aantal gegevens over hun energieverbruik en in- en verkoop van diverse energiedragers moeten registreren om de broeikasgasemissie op bedrijfsniveau te kunnen berekenen. Dit kunnen ze doen met de ‘Rekenmodule broeikasgasemissies bedekte teelt’, te vinden op de website van SMK, legt projectleider Jaap Bij de Vaate uit.
“Met die rekenmodule kunnen telers zien waar ze nu staan. Als een bedrijf de norm overschrijdt, moeten ze een plan maken hoe ze uiterlijk in 2024 aan de eisen voldoen.” Van de bedrijven die in 2020 de rekenmodule hebben toegepast, lijkt meer dan 80% binnen de norm te blijven. Bij bedrijven die de norm overschrijden, lijkt er vaak een samenhang te zijn met het leveren van elektra aan het net.
“Wanneer de capaciteit van de WKK om warmte te leveren groot is ten opzichte van de warmtebehoefte van de teelt, kan de situatie ontstaan waarin een bedrijf veel elektra verkoopt en het warmteoverschot via de kasventilatie verdwijnt”, legt Bij de Vaate uit. “Dat kan economisch nog steeds aantrekkelijk zijn, maar past niet bij een duurzaam label.”
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn