Op de biodynamische groentekwekerij van Frank de Koning in Brielle is het watermanagement niet heel ingewikkeld. Daar voeren gewas en bodemleven de regie. Teeltmanager Wim van Marrewijk vertelt hoe het bedrijf op natuurlijke wijze goede opbrengsten en acceptabele marges realiseert. Met relatief weinig ziekten en plagen en zonder emissie.

Als je bij Tuinbouwbedrijf F.J.J. de Koning een gesprek voert over watermanagement, de inrichting en het onderhoud van het watersysteem, komt techniek nauwelijks ter sprake. Het biodynamische, dus grondgebonden bedrijf recirculeert niet, gebruikt geen kunstmest en chemicaliën ontbreken. Tijdens de teeltwisseling vindt er geen inwendige reiniging plaats van de leidingen en druppelaars, waarmee vooral onderlangs gietwater wordt verstrekt via druppelbevloeiing en bedberegening. Gedraineerd wordt er evenmin, al ligt er wel onderbemaling op de vier teeltlocaties in en rond Brielle. Dat is ook elders het geval, want het grondwater in de polder kan ’s winters snel stijgen.
“Dan gaat de bemaling aan en lozen we het kwelwater weer”, vertelt rechterhand en teeltmanager Wim van Marrewijk. “Verder lozen wij niets. De uitspoeling van water en nutriënten naar de ondergrond is nihil, dat is in recent onderzoek met lysimeters bevestigd. En chemische gewasbescherming is hier sowieso niet aan de orde.”

Zelfvoorzienend

Slechts 60% van de verdampingsbehoefte van het gewas wordt gedekt in de vorm van gietwater, dat de voedselrijke toplaag vochtig houdt. De rest halen de plantenwortels zelf uit de ondergrond. Ook bij een lage grondwaterstand weten ze voldoende water te vinden, aldus de teeltman.
“Sinds ik hier ruim drie jaar geleden kwam werken, hebben we alleen in de zomer van 2018 op één locatie water vanuit het Brielse Meer moeten aanvoeren”, zegt hij. “Voor de rest zijn we altijd zelfvoorzienend geweest met hemel- en grondwater.”

Het begint in de bodem

Het roterende teeltplan van de biodynamische vruchtgroentekwekerij omvat tomaat (diverse typen), paprika, komkommer en aubergine. Het uitgangspunt is dat niet het gewas, maar het bodemleven geconditioneerd moet worden. Het vergt veel tijd en inzicht om het ecosysteem zodanig in te richten, te voeden en te onderhouden (ook bovengronds) dat de natuurlijke processen blijvend gezonde, hoogproductieve gewassen faciliteren. Dit lijkt aardig te lukken, want het bedrijf is stapsgewijs gegroeid naar totaal 11,5 ha en realiseert opbrengsten die meestal niet ver van de gangbare teelten afliggen.
Van Marrewijk: “Ons teeltseizoen is korter dan op een gangbaar bedrijf, omdat we tussen twee teelten langer leeg liggen. Onze teelten lopen door tot uiterlijk half november. Het vergt tijd om het systeem even rust te geven, de organische bemesting op orde te brengen en de natuurlijke omzetting daarvan op gang te laten komen. In een tomatenteelt missen we daardoor wellicht de vroegst mogelijke tros. Daar staat tegenover dat het gemiddeld vruchtgewicht hier beduidend hoger ligt. De tijd dat een biologisch bedrijf pakweg 60% van een gangbare opbrengst realiseerde, ligt ver achter ons.”

Organische bemesting…

Het leeuwendeel van de voor een teelt benodigde nutriënten wordt in één keer aangevoerd via een organische basisbemesting tijdens de teeltwisseling. De teler strooit het mengsel van groencompost, mulchcompost, champost en Demeter-compost met riet- en bermmaaisel uit over de grond. Het inwerken wordt overgelaten aan de alom aanwezige wormen en micro-organismen. De wormen werken het materiaal in drie tot vier maanden helemaal onder. De geleidelijk vrijkomende nutriënten die het gewas niet direct nodig heeft, worden gebonden aan het rijke kationen adsorptiecomplex.
“Tijdens het groeiseizoen werd in het verleden een aantal keren organische meststoffen bijgestrooid”, vult de biologische teeltexpert aan. “Ons streven is om die kortwerkende component dit jaar volledig af te bouwen. Via de compost hebben we nu wat meer langzaam afbreekbaar materiaal opgebracht. Daar hebben we de afgelopen jaren naartoe gewerkt. Wij doen hier ook veel onderzoek en daaruit is gebleken dat het verantwoord is. Interventies met kortwerkende voedingscomponenten hebben toch altijd een verstorend effect op het ecosysteem en daar zijn we uiteraard niet op uit.”

…en wat zeezout

Uit bodemanalyses bleek dat er aan het einde van de teelt nog maar 33 kg stikstof per ha in de bodem aanwezig was. Dat is erg laag en kan in een kassituatie ook niet tot uitspoeling leiden. Via de organische basisbemesting is het afgelopen seizoen 95 tot 100% van de gewasspecifieke behoefte aan hoofd- en sporenelementen verstrekt. Niet zonder trots vertelt Van Marrewijk dat het bedrijf daarmee op alle fronten voldoet aan de strenge Demeter-bemestingsnorm.
Het enige niet-organische bestanddeel van de bemesting bestaat uit een geringe hoeveelheid zeezout. Uit analyses blijkt dat ze hiermee ruim 60 verschillende hoofd- en sporenelementen verstrekken. “Het zout dat wij gebruiken heeft een relatief laag natriumgehalte”, stelt de teeltmanager. “Voor tomaat is dat sowieso geen probleem, bij veel andere gewassen moet je met natrium vaak wat voorzichtiger zijn. De dosering is dermate laag dat het geen enkel beletsel vormt voor de teelt. Het brengt juist tientallen elementen in het systeem die er van nature in thuishoren, maar die in de meeste cultuurgronden als gevolg van uitspoeling, afvoer van geoogste producten en te eenzijdig bemesten al lang zijn verdwenen.”

Robuust systeem

De rijke biodiversiteit en uitstekende bodemstructuur staan garant voor een sterk en uitgebreid, met mycorhizza’s en andere micro-organismen verweven wortelgestel en een zeer lage ziektedruk. “Wij willen geen pathogenen volledig afdoden, maar antagonisten bevorderen”, zegt Van Marrewijk over de teeltstrategie. “Daarmee bouw je een ‘standing army’ op dat direct kan reageren op een probleem. Bovengronds zetten we daar ook op in met plantversterkers en biologische bestrijders.”
De teeltmanager benadrukt dat hij alles wat het bedrijf toepast eerst op kleine schaal test of analyseert. Enerzijds om te toetsen of en in welke mate het werkt, anderzijds om zeker te weten dat het een versterking betekent voor het systeem in plaats van een verzwakking. “We zijn kritisch en gaan nooit over één nacht ijs”, vervolgt hij. “Ik vermoed dat maar weinig productiebedrijven zoveel tijd en geld investeren in onderzoek als dit bedrijf.”

Schone leidingen

Ten tijde van het gesprek liggen de kassen leeg en vinden de voorbereidingen plaats voor de nieuwe teelt. Het enige wat er aan reiniging, desinfectie en onderhoud heeft plaatsgevonden, is het onder hoge druk schoonspuiten van de kas, het doorspoelen van het systeem met regenwater en het nalopen van de druppelaars en membraanfilters. “Wat niet meer goed functioneert vervangen we, maar omdat er vrijwel alleen schoon water door het systeem gaat hebben we geen last van biofilm of andere vervuiling. Sommige druppelaars werken al 15 jaar vlekkeloos. Waar vind je dat nog?”

Tekst en beeld: Jan van Staalduinen