’s Winters broeit Ruud Klein uit Roelofarendsveen 4 miljoen tulpen. Daar komt 70% van zijn omzet vandaan. In het najaar teelt hij herfstasters in deze kas. In de zomer heeft hij bijzondere zomerbloemen met als specialiteit de Veronica’s, waarvan hij inmiddels vier eigen rassen heeft. Het verhaal van een klein bedrijf dat met bijzondere producten en veel arbeid een bestaan heeft.
Het bedrijf van Klein is verdeeld over twee locaties. Beide zijn lang en smal, respectievelijk 250 en 350 meter lang en 40 meter breed. De grondslag is vergelijkbaar met het Boskoopse boomkwekerijgebied. Op de kleinste locatie vindt op 3.500 m² bedekte tulpenteelt plaats. Op de andere locatie heeft hij 15.000 m² met zomerbloemen. “Dit soort bedrijven met wisselteelten is uitstervend. Het is kleinschalig en bewerkelijk. En de registratie van bijvoorbeeld het middelengebruik van zoveel teelten is lastig”, vertelt de bloementeler.
Zomerbloemen
Hij kreeg de liefde voor het vak met de paplepel ingegoten. Zijn overgrootvader heeft het bedrijf, toen nog met groenten, opgericht. Zijn opa schakelde om van groenten naar bloemen, zodra hij een teeltvergunning had. In de groenten viel weinig meer te verdienen door de ontwikkeling van de Noordoostpolder. Zijn vader teelde tulpen in de vollegrond, chrysanten en anjers. De huidige bloementeler kwam in 1984 van school, ging in 1990 in de firma en nam in 2003 het bedrijf van zijn vader over.
Ongeveer twintig jaar geleden begon hij met zomerbloemen in plaats van de buitenanjerteelt, die steeds lastiger werd vanwege ziekten en een slechte prijsvorming. In totaal heeft hij gemiddeld tien verschillende producten. Hoofdproduct is de Veronica met een aantal rassen, die hij over het hele zomerseizoen verdeeld, en Campanula glomerata ‘Superba’ en ‘Anoeska’. Verder heeft hij nog Mentha ‘Silver Queen’, Chelone obliqua, Phlox en Eupatorium. “Met meer verschillende producten hebben we een continue aanvoer en gelijkmatige arbeidsfilm.”
Vruchtwisseling
Een andere reden om meer producten te telen, is dat hij door vruchtwisseling minder last van ziekten heeft en daardoor een gezondere groei van zijn gewassen bereikt. “Er komen steeds meer beperkingen wat betreft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Je moet daarom anders naar de bodem gaan kijken. Dat is heel interessant. Tot zes jaar geleden stoomden we de grond ieder jaar. Dat is erg kostbaar, je hebt het risico van structuurbederf en je moet geluk hebben met de buitenomstandigheden. Als het na het stomen regent, schiet het zijn doel voorbij. Nu hebben we wisselteelten. Daar zien we betere resultaten mee dan met stomen. In eerste instantie wisselde ik af met Japanse haver. Maar dat is niet oogstbaar. Chelone is een goede verbeteraar en een goede voorvrucht voor Veronica. Dit gewas vernietigt de aaltjes die schadelijk zijn voor Veronica. Ditzelfde geldt voor Mentha.”
Positief is dat er steeds meer natuurlijke vijanden vanuit de omgeving komen. Dit heeft de laatste vijf à zes jaar tot meer evenwicht geleid. Klein vermoedt dat dit komt door de relatief zachte winters. Wat minder blij is hij met de hogere onkruiddruk uit de omgeving, doordat er meer leegstand is rond zijn bedrijf. Dat kost extra arbeid met afspuiten, branden, schoffelen en wieden.
Eigen veredeling
Klein startte twintig jaar geleden met een veredelingsprogramma voor de Veronica. “Ik doe dat hobbymatig en ben er vooral ’s avonds mee bezig. De kruisingen voer ik uit met mijn eigen moerplanten. Na een jaar of vijf zie je de eerste resultaten. Dan volgt een testfase, waarna het nog eens zeven tot acht jaar duurt voordat je een nieuw ras hebt.”
Inmiddels heeft hij vier eigen rassen: een blauwe en witte ‘Melanie’, vernoemd naar zijn oudste dochter, Veronica ‘Marietta’, vernoemd naar de zus van Arno Rijnbeek en de bontbladige Veronica ‘Charlotte’, genoemd naar zijn andere dochter. En hij heeft een aantal veelbelovende nummers die nog in de testfase zijn.
“Voor de afzet heb ik een samenwerkingsverband met Rijnbeek en Zoon Vaste Planten in Boskoop. We hebben gedeelde licenties”, legt hij uit. “Wij gebruiken de planten voor de bloementeelt. Rijnbeek verkoopt de planten als vaste plant in pot. Mijn Veronica’s gaan nu de hele wereld over. Voor de bontbladige Veronica hebben we samen een licentie voor Japan. De stekken, die in Costa Rica worden gemaakt, zijn bestemd voor de Amerikaanse markt. De stekken uit Oeganda zijn onder andere bestemd voor de Europese markt.” Vijf jaar geleden begon hij ook met de veredeling van Chelone (schildpadbloem). Een mooie donkerpaarse soort zit nu in de testfase.
Summerflowers
Drie jaar geleden richtte teeltvoorlichter Henk van de Berg Summerflowers op. Dit is een collectief van inmiddels circa 75 zomerbloementelers, bedoeld om de zomerbloemen te promoten en te ondersteunen, onder andere door het aanbod inzichtelijk te maken, zodat de handel er op in kan spelen. “Hoeveel het oplevert, is moeilijk inzichtelijk te maken, maar ik heb er een goed gevoel over”, zegt Klein. “Het heeft in ieder geval een hoop extra publiciteit opgeleverd en de zomerbloemen zijn populairder geworden.”
Tussen december en april is hij alleen maar met tulpen bezig, zijn hoofdteelt, waarmee hij 70% van zijn omzet binnenhaalt. Hij broeit dan twintig weken lang 200.000 tulpen per week. Dat is vier miljoen tulpen. Voorheen leverde hij vooral aan het retailsegment. Toen was het lastig om als kleiner bedrijf voldoende marge te behalen. “Ik onderscheid me van de grote bedrijven door lichte dubbele tulpen te broeien van 27-28 gram. Daarmee wil ik een andere markt aanboren. Veel van de tulpen worden geëxporteerd naar Duitsland. De dubbele tulpen gaan vooral naar Scandinavië en Engeland. Ik probeer steeds twee kleuren in bloei te hebben.”
Strakke planning
De bollen koopt hij via intermediairs bij Hobaho en CNB, over het algemeen steeds bij dezelfde leveranciers. De gekochte bollen gaat hij altijd even op het veld bekijken. “Dan spreek je de kweker en kun je je wensen doorgeven. Bollen voor de export moeten goed in de huid zitten, maar zijn nog wat rauw. Daarom geven wij aan dat het voor de broeierij is en voor welk rooitijdstip we kiezen, zodat ze niet te rauw zijn.”
De bollen komen allemaal uit Nederland: uit Zeeland, de Noordoostpolder, Flevoland en Westfriesland. De Zeeuwse bollen bloeien circa twee weken eerder dan de rest. Door een combinatie van verschillende rassen, bollen van een verschillende herkomst en een strakke planning kan Klein het hele tulpenseizoen door leveren. “Ik prepareer alles zelf en ook de stadiumbepaling doe ik zelf. Dat is mijn vak”, zegt hij met een zekere trots. Het prepareren doet hij in eigen koelcellen. Gemiddeld bloeit een tulp na 27 of 28 dagen als hij de koelcel uitkomt.” En wanneer de laatste tulpen eind april de deur uitgaan, komen de eerste zomerbloemen er al weer aan.
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn