Veel telers verkennen nieuwe wegen om hun ziekte- en plaagbeheersing op orde te houden. Door het wegvallen van chemische middelen en aanvullende beperkingen voor nog toegelaten middelen, moeten beproefde strategieën wijken voor nieuwe. Zonder garantie op succes, weet bedrijfsleider Sjaak van Duijn van Dukker Chrysanten. “Met biologische bestrijders en groene middelen kun je ver komen, maar soms moet je ingrijpen”, zegt hij. “Bijvoorbeeld tegen mineervlieg, die weer terug is van weggeweest.”
“Het is voortdurend zoeken naar antwoorden”, antwoordt Van Duijn op de vraag hoe de gewasbeschermingsstrategie de laatste jaren is bijgesteld. “Wat kunnen we, wat mogen we en wat willen we? Vroeger was het gebruikelijk om in de nazomer over te stappen op chemische bestrijding. Sommige biologische bestrijders hadden het in de winter lastig en zo kon je in het voorjaar een schone start maken. Dat kan niet meer. Niet alleen vanwege alle wettelijke eisen, maar ook door beperkingen die zowel klanten als wij onszelf opleggen. Onze telersvereniging Zentoo ziet er streng op toe dat we ons aan alle beperkingen houden. Ik zou het ook niet anders willen; verduurzamen is de enige optie om onze licence to produce veilig te stellen.”
Jaarrond geïntegreerd
“In de chrysantenteelt gaan we uit van jaarrond geïntegreerd bestrijden”, vult adviseur Richard van Spronsen van Van Iperen aan. “Zonder sterke biologische basis red je het echt niet meer. Dat uitgangspunt brengt automatisch nieuwe beperkingen met zich mee. Toegelaten middelen die niet goed samengaan met biologische bestrijders kun je alleen als noodrem gebruiken wanneer het met een plaag echt uit de hand loopt. Het is ontzettend belangrijk dat dergelijke correctiemiddelen beschikbaar blijven, maar ze vallen buiten de strategie die we nastreven. Het is jammer dat sommige middelen die wél goed samengaan met biologie, nu niet meer zijn toegelaten.”
Rasgevoeligheid
“We verdiepen ons goed in nieuwe biologische bestrijders en middelen en bespreken met Richard en anderen of en hoe we ze kunnen inpassen”, vervolgt Van Duijn. “Wat de middelen betreft gaat het tegenwoordig meestal om producten van natuurlijke oorsprong. Daarmee breng je een plaag geen genadeklap toe, maar ze helpen wel om de druk te verlagen in combinatie met natuurlijke vijanden.”
Een ander aandachtspunt is rasgevoeligheid voor ziekten en plagen. Dat zal vaker de doorslag gaan geven bij de rassenkeuze van onze pluischrysanten, verwacht de bedrijfsleider.
Start van de teelt
Vanuit de wetenschap dat ook het uitgangsmateriaal weleens een plaaginsect kan bevatten, worden er bij Dukker Chrysanten kort na het planten preventief drie groene middelen ingezet met een brede werking: Neudosan en Flipper (onverzadigde vetzuren en kaliumzouten) en Raptol (natuurlijk pyrethrum).
In de tweede teeltweek worden de natuurlijke vijanden uitgezet. Spint en trips worden bestreden met de roofmijten cucumeris, montdorensis en Phytoseiulus. Tegen mineervlieg zet het bedrijf in het voorjaar en de zomer de sluipwesp Diglyphus in. In de winterperiode heeft de sluipwesp Dacnusa de voorkeur. Van bladluizen − op veel bedrijven het grote knelpunt − zegt Van Duijn weinig last te hebben. “We zijn er wel alert op, want met luis kan het snel uit de hand lopen.”
Aanvullende inzet
Tijdens de teelt was Van Duijn gewend om wekelijks als aanvulling een neem-product toe te passen, zoals Azatin, NeemAzal of Oikos. Omdat hij een matige werking ervaarde, heeft hij dit voorjaar in plaats daarvan gekozen voor Velifer, met als werkzame component de insecten-parasitaire schimmel Beauveria bassiana.
“Het is vergelijkbaar met BotaniGard, maar in mijn ogen iets gebruiksvriendelijker”, licht hij toe. “In gevoelige rassen zet ik sinds vorig jaar ook preventief dubbele linten met cucumeris in en extra montdorensis. Tegen volwassen trips pas ik ook weleens Lalguard toe, eveneens een schimmelproduct.”
Minder gevoelig voor vijanden?
Zijn adviseur wijst erop dat het belangrijk is om een brede, groene systeemaanpak te volgen en consequent vol te houden. Zelfs dan kan blijken dat die niet afdoende is om plagen blijvend de kop in te drukken.
“Een beetje schade in het gewas is acceptabel, maar het eindproduct moet wel schoon zijn”, vertelt Van Duijn. “Wij hebben echter de indruk dat sommige plagen minder gevoelig lijken te worden voor natuurlijke vijanden. Dat ze resistent kunnen worden tegen sommige chemische middelen is algemeen bekend, maar dit is voor mij een nieuw fenomeen. Ik zie het vooral bij mineervlieg. Tot een paar jaar geleden was het voldoende om wekelijks 100 sluipwespen per hectare uit te zetten. Nu zitten we op een veelvoud daarvan, met minder effect. Het beestje past zich kennelijk aan en dat is zorgelijk. Mineervlieg is het nieuwe knelpunt geworden.”
Gaas voor de luchtramen
Door de structurele mineervliegdruk was de vraag of er insectengaas voor de luchtramen moet komen in elk geval snel beantwoord. “Dat gaas gaat er snel komen, samen met een voorziening om de koelcapaciteit te vergroten”, zegt de bedrijfsleider zonder aarzelen. “Ik denk echt dat we er in de chrysantenteelt niet meer omheen kunnen.”
Omwille van de ventilatie wordt het geen al te fijn gaas. Van Spronsen: “Trips kan dan nog steeds de kas in, maar de aantallen gaan wel fors omlaag. Motten, wantsen, mineervlieg en luizen kun je met dit gaas heel goed weren, waardoor je de geïntegreerde bestrijding langer kunt volhouden. Sommige behandelingen zijn misschien niet meer nodig. Dat mag echter geen vrijbrief zijn voor toelatingsinstanties om middelen versneld van de markt te halen. Goede correctiemiddelen dienen beschikbaar te blijven om een geïntegreerde aanpak met vertrouwen te kunnen starten en vol te houden.”
Geen goede noodrem
Van Duijn betreurt het dat er geen reguliere toelating is gekomen voor het goed integreerbare middel Mainspring tegen mineervlieg. “Trigard is er al langer niet meer, dus er is nauwelijks een noodrem voorhanden”, vult zijn adviseur aan. De teler: “Zonder integreerbare correctiemiddelen kan een uitbraak van mineervlieg het hele systeem onderuithalen. Je moet dan teruggaan naar chemisch bestrijden met middelen die ook de natuurlijke vijanden van trips, spint en luis schaden. Dat is precies wat we niet willen.”
Met de verzwaarde inzet van roofmijten en groene middelen hoopt Van Duijn daarvan gevrijwaard te blijven. “Tot week 28 ging alles naar wens. Toen kregen we trips vanuit plantgoed en moesten we alles uit de kast halen. Sinds kort werk ik ook weer met Azatin, want ik wil er nu echt vanaf. Trips en mineervlieg blijven lastig. In december is er een nieuw ijkmoment. Als er dan nog mineervlieg is, gaan we alsnog chemisch schoonspuiten.”
Tekst en beeld: Jan van Staalduinen