Vlak aan de gezamenlijke waterberging in glastuinbouwgebied Bergerden ligt phalaenopsiskwekerij De Molenhoek. Otto Basten en Marcel Arts hebben net een nieuwe ontsmetter aangeschaft, waarmee ze ook hun eventuele lozingswater kunnen ontdoen van gewasbeschermingsmiddelen. Daarmee zijn ze voorbereid op de regelgeving van 1 januari 2018.
De oorspronkelijke kwekerij De Molenhoek bestaat al sinds 1971 en heeft vanaf 1982 phalaenopsis als teelt. In 2004 namen Otto Basten en Marcel Arts het bedrijf over. De vraag naar de potorchidee groeide. In Horssen was er geen ruimte om uit te breiden. De ondernemers verhuisden daarom in twee stappen naar tuinbouwgebied Bergerden.
“In 2008 hebben we hier het eerste deel gebouwd van 1,6 ha. In 2011 hebben we het bedrijf in Horssen afgebroken en hier een tweede deel van 1,4 ha bij gebouwd. We hebben nu een mooi bedrijf van 3 ha met drie teeltafdelingen. De logistieke infrastructuur en de schuur waar we de planten klaar maken voor aflevering hadden we al in de eerste fase aangelegd”, vertelt Otto Basten.
Gesloten watersysteem
De planten staan op tafels en krijgen bovendoor water met voedingsstoffen. Onder de tafels liggen betonnen vloeren, die op afschot naar het midden liggen. Het overtollige water loopt via een pijpleiding onder de vloer naar een van de vier waterbassins onder de tafels. Deze bassins zijn bekleed met vijverfolie en van boven afgedekt met doek om te voorkomen dat er afval in het water valt
“We vangen al het water op. Een UV-ontsmetter zuivert en ontsmet het water, dat vervolgens in een silo in de schuur terechtkomt. In een tweede silo in de schuur zit regenwater dat van buiten komt, vanuit de centrale wateropvang in het gebied. We mengen het retourwater met nieuw regenwater en met meststoffen tot de gewenste samenstelling. Het gesloten systeem was een hele investering. Gelukkig hebben we dat gelijk in het begin gedaan.”
UV-installatie
De UV-ontsmetter, die het vuile drainwater ontsmet, draait nog steeds, ondanks de groei qua oppervlakte. Maar de capaciteit is aan de kleine kant. De ondernemers hebben er daarom voor gekozen toch een nieuwe ontsmetter aan te schaffen. Weer op basis van UV-ontsmetting, maar mét de optie om ook gewasbeschermingsmiddelen te kunnen verwijderen, zoals dat vanaf 1 januari 2018 verplicht is voor telers die op het riool moeten lozen.
“We willen geen discussie. We hebben een gesloten systeem en gebruiken zo goed als geen gewasbeschermingsmiddelen, maar we kunnen gewoon nog niet zeggen dat er hier nooit iets gebeurt. Bijvoorbeeld bij het spoelen van het zandfilter of als het vuilwaterbassin te vol is.” De keuze viel op de Defender, een product van WaterQ en Trintech. Dit apparaat is door de BZG goedgekeurd en kan gewasbeschermingsmiddelen en imidacloprid tot 99,5% verwijderen.
Werkingsprincipe
Het apparaat staat sinds drie maanden op het bedrijf. “De ontsmetter maakt gebruik van een dubbele voorfiltratie en kan deeltjes tot respectievelijk 25 en 5 micron verwijderen. Het systeem is zelfreinigend doordat er automatische wissers op de UV-lampen zitten. Hierdoor is er geen salpeterzuur nodig”, legt René Polak van WaterQ uit.
Wanneer het apparaat wordt gebruikt om gewasbeschermingsmiddelen te verwijderen, is de capaciteit 1,5 m³/uur. “We zijn nog bezig met testen en wachten op de analysecijfers van Wageningen University & Research glastuinbouw. We hebben natuurlijk zelf al getest, maar willen graag de resultaten van een onafhankelijke organisatie. Voor mij zijn cijfers belangrijk”, zegt Polak.
Als beide functies operationeel zijn, dan gaat de omschakeling van de optie ‘alleen ontsmetten’ naar ‘gewasbeschermingsmiddel verwijderen om te mogen lozen’ vanaf dat moment automatisch. “Als het drainvat straks meer dan 90% vol is, geeft een vlotter het signaal aan de computer dat lozing nodig is.”
Van honderd naar dertig
Op dit moment levert De Molenhoek nog honderd verschillende rassen. Drie jaar geleden al hebben de ondernemers besloten om terug te gaan naar dertig. Basten: “We wilden wat strakker gaan werken. We hadden bijvoorbeeld dertig witte rassen die allemaal verschilden qua lengte en vorm. We gaan terug naar drie à vier witte rassen, zodat we meer gelijke partijen kunnen afleveren.”
De omschakeling neemt een aantal jaren in beslag. “Twee jaar geleden zijn we gestart door een smaller sortiment te bestellen bij onze plantenkwekers. Zij kweken de planten voor ons op vanuit weefselkweek. De jonge planten die we toen hebben besteld, staan nu op ons bedrijf. De teeltduur bij ons is ongeveer een jaar. In die tijd staan de planten in verschillende afdelingen: de opkweek, koeling en afkweekruimte. Pas over een jaar kunnen we de nieuwe collectie leveren.”
De vernieuwing gaat, ondanks de inkrimping, gewoon door. “Jaarlijks laten we 30 tot 40 proefrassen komen in kleine aantallen. Het duurt dan zeker zes jaar voordat we zo’n nieuwkomer in ons assortiment kunnen opnemen.”
Thuiswinkel
De afzet van de planten verloopt grotendeels via bloemenveiling FloraHolland in Naaldwijk, Aalsmeer en Herongen. Het vervoer naar de veilingen verzorgt Basten zelf. Er gaat ook veel rechtstreeks naar het buitenland via exporteurs. De planten worden wel via de veiling afgerekend.
Met grote letters staat er ‘winkel’ op de buitenzijde van het bedrijf. “Van oudsher had De Molenhoek al een winkel. Die hebben we op deze locatie voortgezet. We zitten dicht bij Arnhem en Nijmegen. Mijn vrouw en een paar dames vinden het leuk. Op vrijdagmiddag maken ze mooie decoratiestukken voor de volgende dag. Ze zetten de planten klaar op tafels in de schuur.”
De winkel levert informatie op waar het bedrijf profijt van heeft. “Wat vinden mensen mooi? We hebben verschillende dingen gezien die we kunnen gebruiken. We hebben er bijvoorbeeld een paar kleinbloemige soorten bij die veel gevraagd zijn. Ook blijkt dat mensen juist kiezen voor ongelijke planten. De planten die in Aalsmeer worden afgekeurd omdat ze ongelijk zijn, vinden de klanten het mooist. Bij Flora Holland leeft de gedachte dat alle stengels gelijk moeten zijn. In de praktijk blijkt dat de mensen de plant meer als een bos bloemen beschouwen als de bloeistengels een verschillende lengte hebben en niet zo’n groot kaal stuk aan de onderzijde.”
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn