De komende maanden ligt de groeisnelheid op een heel hoog niveau. Daarnaast wordt op veel chrysantenbedrijven in deze periode de grond gestoomd. Het is belangrijk om hiermee met de bemesting rekening te houden. Een aantal aandachtspunten op een rijtje:
Het begint natuurlijk met een goed inzicht in de bemestingssituatie. De 1:2 volume-extract grondmonsteranalyse is hierbij al jarenlang de standaard informatiebron. Belangrijk hierbij is, dat altijd hetzelfde gewasstadium wordt genomen (= 3-4 weken na start teelt) en hetzelfde moment ten opzichte van een gietbeurt (= beste er vlak voor). Zo zijn de analyses beter met elkaar te vergelijken.
Een zeker net zo belangrijke analyse is die van het gietwater. Door deze regelmatig (= 1x 2-4 weken) te laten nemen is er een goede controle op wat er nu werkelijk wordt gegoten ten opzichte van het berekende voedingsschema. Door wisselingen in de samenstelling van het uitgangswater (verhouding drainagewater/slootwater/hemelwater) en wisselende voedingswaarde van dit water, kunnen hierin verschillen ontstaan. Het is hierbij belangrijk, dat een gietwatermonster wordt genomen van de gehele gietbeurt, in een halfwas gewas, waarin zowel de A- als de B-bak wordt meegegoten.
Stikstof
Een element dat de laatste jaren sterk in de belangstelling staat is stikstof. Dit element zit in veel meststoffen en de uiteindelijke gift was vaak afhankelijk van de hoeveelheid calcium, kalium en magnesium die er gegeven werd. Wat in de praktijk vaak betekende dat er overmatig veel stikstof in de vorm van NO3 werd gegeven.
Uit diverse onderzoeken is inmiddels naar voren gekomen dat de gevoeligheid voor trips en luis toeneemt bij een hoog stikstofniveau in de plant. Hierdoor is de NO3 concentratie in de voedingsoplossing de laatste jaren sterk verlaagd, door meer gebruik van calciumchloride en kalisulfaat in plaats van kalk- en kalisalpeter. Over het algemeen gaat dit zeker niet ten koste van de groei. Toch moet in het voorjaar en op gestoomde grond worden gewaakt voor een te lage stikstofgift. In het voorjaar blijft de verdamping vaak nog achter op de groei, waardoor er nog niet veel gegoten wordt, terwijl de opname al wel stijgt. Dit kan een tekort veroorzaken. Met stomen komt er veel water in de grond (11 liter/m² per m³ gas), waardoor stikstof uitspoelt en het niveau te laag uitkomt.
Lage EC
Stomen geeft dus een lagere EC in de grond. Een goede manier om dit weer op niveau te krijgen is een voorraadbemesting. Het beste kan hiervoor een organische mestkorrel worden gebruikt, bijvoorbeeld kippenmest, eventueel verrijkt met bacteriën. Voordelen ten opzichte van een kunstmestkorrel zijn dat het ook het bodemleven weer sneller herstelt, de structuur van de grond verbetert en, doordat het minder scherp is, ontstaat er minder verbrandingsschade bij overmaat. Een voorraadbemesting met organische korrels vraagt wel een zo’n 3x hogere gift, aangezien er veel minder N, P en K in zit dan in een kunstmestkorrel.
Mangaan
Het sporenelement mangaan verdient ook de aandacht. Niet vanwege het risico van een tekort, maar eerder door een overmaat. Mangaan houdt de opname van ijzer tegen. In het voorjaar is dit in een aantal rassen te zien (‘maarts blad’), waarbij blad gedeeltelijk geel kleurt. Bladeren met zonnebrand bevatten ook altijd veel mangaan en een laag ijzerniveau. Een lagere concentratie mangaansulfaat in de voedingsoplossing in het voorjaar is dus aan te bevelen. Bij het stomen komt altijd veel mangaan vrij. Het is dus verstandig om geen mangaansulfaat meer mee te geven op gestoomde grond.
Hoge EC
Bij zomers weer met veel verdamping speelt er een ander punt in de bemesting: de EC in de grond zal stijgen doordat er meer water verdampt in verhouding tot de opname van voedingselementen. Een hoge EC bemoeilijkt de opname van water en geeft een stugge groei. Hier moet dus op worden ingespeeld door de giet EC te verlagen. Daarnaast is een voldoende hoge watergift natuurlijk van belang.
Tekst: Paul de Veld, Delphy