Door de komst van invasieve plagen en een sterke afname van het chemische middelenpakket wordt het steeds belangrijker om plagen grotendeels met biologische bestrijders te kunnen bestrijden.

Preventieve inzet van generalistische predatoren biedt veel potentie om biologische bestrijding te verbeteren, maar een goede vestiging van deze bestrijders werkt niet in alle teeltsystemen. Om dit te verbeteren is het goed te denken vanuit de behoeften van deze natuurlijke vijanden.

Onderzoek gericht op roofwantsen, gaasvliegen en sikkelwantsen

Dit jaar is er een nieuw vierjarig project van start gegaan om te kijken of de vestiging van generalisten verbeterd kan worden met voedsel, schuilplekken en natuurlijke signaalstoffen. Het onderzoek is gericht op 3 groepen predatoren:

  1. Roofwantsen van de familie Pentatomidae, belangrijk voor de bestrijding van stinkwantsen en rupsen
  2. Gaasvliegen, belangrijk voor de bestrijding van bladluis en trips en
  3. De sikkelwantsen, een nog vrij onbekende groep waarvan we verwachten dat ze een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan bestrijding van allerlei plagen zoals bladluis, rupsen en wantsen.

Dit project valt onder de topsector T&U (project LWV24023) en wordt gefinancierd door LVVN, Stichting KijK, Stichting Aardbei Onderzoek, de gewascoöperaties Paprika, Aubergine, Gerbera, Kalanchoë en Snij-Cymbidium en Bioline Agrosciences. Het project wordt gecoördineerd door Glastuinbouw Nederland en uitgevoerd door Wageningen University & Research.

Tekst: Gerben Messelink