Bijna elke komkommerteler heeft te maken met het komkommerbontvirus. Het ene seizoen is de situatie heftig, het andere valt het mee. Klimaat speelt een rol en ook de conditie van de planten. Maar zeker ook de aanpak tijdens de teeltwisseling en de hygiëne door het jaar heen. Joost Matijsen vertelt over zijn zoektocht naar een effectieve aanpak.
Matijsen is in de loop van de tijd heel andere maatregelen gaan nemen tijdens de teeltwisseling. Minder agressieve middelen en veel meer aandacht voor zorgvuldigheid en details. “In het verleden spoot je de kas schoon en fogde je vervolgens met formaline. Dat middel gebruikt hij niet meer. Ook gebruikten we chloor, maar dat is veel te agressief voor de kasconstructie”, vertelt hij. Hij heeft een duidelijke voorkeur voor vriendelijkere middelen, maar de aanpak moet wel werken.
Kwekerij Joost Matijsen in Etten-Leur teelt 2,8 ha onbelichte hogedraad komkommers (ras Hi Power). Het bedrijf is lid van telersvereniging Growers United, Green Diamonds, die bestaat uit louter hogedraadtelers. De focus ligt sterk op constant hoge, gelijkmatige kwaliteit.
Hogedraadteelt is een uitdaging qua virusbeheersing. Het gewas verricht topsport en wordt gaandeweg het jaar een beetje moe en dus kwetsbaarder. Bij de traditionele drie teelten per jaar is de druk stukken lager. “Bij een lange teelt zie je aan het eind van alles opduiken. Daar moet je tegen kunnen en op voorbereid zijn”, zegt hij.
Lange teeltwisseling
Matijsen hanteert een lange teeltwisselingsperiode. Eigenlijk is dat min of meer toevallig, maar het maakt het wel mogelijk om alles heel zorgvuldig te doen. “We planten eind januari en na week 46 is er weinig meer te halen. Dus we hebben ruim de tijd om alles schoon te maken en te ontsmetten. Het voordeel daarvan is dat je het met een beperkte groep mensen kunt doen en alles heel strikt in de hand kunt houden”, vertelt hij.
Het begint met de kas leeghalen, schoonspuiten met water en het glasreinigingsmiddel GS-4 (dit doet de loonwerker) en foggen met gestabiliseerde waterstofperoxide. De goten worden gereinigd met Hortisept Clean Plus, een schuimende alkalische reiniger voor organische vervuiling. Die is in de plaats gekomen van chloor. Ook de steunen en de buisrail worden gereinigd evenals de stekers.
“Vervolgens leggen we nieuw plastic op de grond en ontsmetten we de goten met Menno Florades (benzoëzuur). Dat doen we met de spuitrobot, uitgerust met een schuimlans. Daar zijn we heel enthousiast over. Met het schuim vloeit het ontsmettingsmiddel over de goten en is de kans dat het overal komt heel groot. Door de schuimbelletjes is de contacttijd groter”, vertelt hij.
Jasper Verhoeven, specialist hygiëne en desinfectie bij Royal Brinkman, beaamt deze aanpak: “Eerst focussen op een grondige reiniging en daarna gedegen ontsmetten met een stabiel goedwerkend product .Dat blijkt een effectieve methode te zijn voor de aanpak van het komkommerbontvirus.”
Overloop drain gestopt
Sinds dit jaar legt hij een extra folievel over de teeltgoot. Dat zorgt ervoor dat de goot minder vervuilt. Er zitten nog wat kinderziektes in, maar in principe werkt het. De steenwolmatten liggen op dat folie. “Als we die gelegd hebben, behandelen we alles – mat, buizen, gewasdraden – nog een keer met gestabiliseerde waterstofperoxide met de spuitrobot. Dan plaatsen we de ontsmette druppelaars, druppelen de mat vol en behandelen alles, net vóór het planten, met Virkon S.”
De aanpak is effectief. “Tot nu toe heeft dit erin geresulteerd dat ik het jaar eindig met virus en de nieuwe teelt begin zónder virus”, zegt Matijsen.
Maar uiteindelijk duikt het gedurende het jaar vaak toch weer op. De boosdoeners? “Muizen die in de loop van het jaar besmette bladeren meegenomen hebben. Wantsen die het gewas aanprikken. Dieven is een gevaarlijke bezigheid, want de dievers zitten met hun handen in het plantsap. En de grootste infectiebron in mijn ogen is vrij drainwater in de kas”, zegt de teler.
Daarom heeft hij daar veel aandacht aan besteed. Door afzagen van de vuilkorf in de drainput kan de drain niet meer overlopen. Het water gaat naar een put en loopt vervolgens over een doekfilter dat het vuil eruit haalt. “Daardoor is er minder onderhoud aan de ontsmetter (een verhitter) nodig en heb je dus minder contact met het drainwater. Dat geeft risicoverlaging.”
Schone kas
Opvallend is dat de paden in de kas heel schoon zijn. Matijsen gebruikt geen looftrekdoeken meer. Alle blad, dieven en geplukte bloemetjes worden meteen afgevoerd in speciekuipen, die op speciale karren staan. “We hebben er lang over nagedacht om dat zo simpel en efficiënt mogelijk te maken, zodat iedereen het kan. Het voordeel van zo’n schone kas is dat de mensen het zelf gaan onderhouden. Ze gooien niets meer op de grond.”
De elektrokarren hebben aan de zijkanten houten schotten gekregen om te voorkomen dat mensen met vieze schoenen op overstekende bladeren gaan staan. Ook daardoor is er geen contact meer tussen vrij water in de kas en het gewas. Vroeger hingen de mesjes per pad aan een magneetje. Nu gaan ze na gebruik in één pad meteen in een bak met ontsmettingsmiddel en pakken de medewerkers elk pad een nieuw ontsmet mesje.
Het is steeds zoeken wat de beste mix van maatregelen is, maar wel met oog voor het welzijn van de medewerkers. “Ik heb moeite met het gemak waarmee handontsmetting oprukt. Je verlangt nogal wat van je medewerkers, steeds met je handen in een bak met ontsmettingsmiddel. Is dat wel goed voor het lichaam? Als het 100% effectief zou zijn, zou het bespreekbaar zijn en kun je bijvoorbeeld denken aan betere handschoenen om de medewerkers te beschermen. Maar ik betwijfel of een paar seconden contacttijd zo effectief zijn. Als je niet oppast, wordt die ontsmettingsbak zelf een bron van besmetting”, denkt hij.
Weerbaarheid
De teler besteedt veel aandacht aan de conditie en weerbaarheid van het gewas. Daarbij laat hij zich adviseren door ecologisch consultant Theo van der Knaap. Matijsen: “Ik zet veel biostimulanten in. Ik heb een lavafilter, waarin het water over een lavabed met microbiologie loopt. We gebruiken een venturi om zuurstof in het water te brengen. Verder zijn we gestopt met het meedruppelen van waterstofperoxide in een lage dosering: ik had de indruk dat daardoor te veel goede microbiologie dood ging.”
Als het virus onverhoopt toch opduikt, gaat hij de condities veraangenamen, bijvoorbeeld door eerder te schermen zodat er minder stress ontstaat. “Verder heb ik een keer Argentum (biostimulant met nano-zilver) gespoten. Daar was ik wel enthousiast over. Het leek of het gewas door de besmetting heen groeide. Ook de voorlichter viel dat op.”
Jasper Verhoeven, specialist hygiëne en desinfectie bij Royal Brinkman, ziet veel telers in binnen- en buitenland zoeken naar de juiste omgang met het virus. Hij adviseert over hygiënemaatregelen en tipt klanten als hij ergens goede ideeën ziet, zoals de schotten op de buisrailkar. “Eigenlijk geldt in de huidige situatie: je moet ervan uitgaan dat je het virus op het bedrijf hebt en daarop handelen”, zegt hij.
Tekst: Tijs Kierkels, beeld: Wilma Slegers