Bunnik Plants wil zich onderscheiden met potplanten die opgekweekt zijn zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen. In het traject naar de biologische aanpak ontstaat er uit een klacht over de toepassing van de galmug Aphidoletes aphidimyza een nieuw product. Daarmee kunnen telers de natuurlijke vijanden beter verdeeld uitzetten in het gewas.
Op deze toonaangevende potplantenkwekerij worden meer dan vijftig soorten kamerplanten geteeld afkomstig van zes teeltlocaties, die bij elkaar 20 ha in Bleiswijk beslaan. Wekelijks vinden ruim 600.000 kamerplanten via exporteurs, tuincentra en retailbedrijven hun weg naar de consument.
Het potplantenbedrijf loopt al voor op het gebied van plantconcepten en toegevoegde waarde. Nu wil het bedrijf ook een strategische voortrekkersrol gaan spelen in de opkweek van potplanten zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Van chemie naar biologie
“Onze klanten tolereren geen chemie meer. Doordat afgelopen jaar het gebruik van neonicotinoïden in het nieuws kwam vanwege hun bedreiging voor bijen en hommels, is dit proces versneld. Bovendien weten we al jaren dat er steeds minder middelen beschikbaar zijn. Daarom zijn we sinds vorig jaar zomer al overgestapt op biologische bestrijding”, vertelt Kees Hendriks, die samen met collega Paul Weerdenburg teler is op locatie 4. “Je moet meegaan met maatschappelijke ontwikkelingen en als het lukt collega’s in de markt een stap voor te zijn. Tegelijkertijd mogen we het economisch voordeel niet uit het oog verliezen.”
Het bedrijf ging in zee met Horticoop om de biologie op de rit te zetten. Het was de bedoeling om per locatie in een half jaar tijd tot een plan van aanpak te komen. Eric Kerklaan, accountmanager ‘Agriprotect’ bij Horticoop, kwam eens per week langs om de telers van de verschillende locaties binnen het potplantenbedrijf te begeleiden.
Bladluis grootste probleem
Op locatie 4 staan 26 verschillende soorten potplanten, waarvan bamboe en kattengras (Cyperus alternifolius ‘Zumula’) in wat grotere aantallen. Allemaal in een potmaat van 12 cm. Ze staan op tafels. Hendriks laat in de computer een plaatje zien van de verschillende partijen – groot en klein – en hun verdeling over de tafels. Grotere partijen omvatten meer dan een kraanvak. Kleinere partijen vullen nauwelijks een paar rijtjes op een tafel. Soms staat een partij deels op de ene en deels op een andere containertafel. De teeltduur van de partijen varieert van 5 à 6 weken voor de kortste teelten tot 13 weken. Niet voor niets is er iemand aangesteld voor de logistiek. Lastig met water geven, maar ook met het uitzetten van de natuurlijke vijanden.
Belangrijkste plaag vormen de bladluizen. Andere plagen zijn wittevlieg en trips. De galmug Aphidoletes aphidimyza was de beste keuze tegen bladluis. De poppen werden van oudsher geleverd in een fles met 2.000 stuks in vermiculiet. Twee tot vijf dagen na de introductie kruipen de volwassen galmuggen uit de pop en verlaten de fles op zoek naar bladluizen in de kas om hun eitjes in te leggen. De levenscyclus van een galmug is slechts vijf tot acht dagen. In die korte periode moeten ze paren en eitjes leggen.
Van klacht naar oplossing
De teler had verschillende problemen met de toepassing van het product. Een goede verdeling was lastig, gezien de complexe logistiek van de planten. Bij het bovendoor water geven, liep het water ook in de standaard fles waarin het product werd geleverd. En als de onderste beestjes uit de fles moeten kruipen, zijn ze al veel van hun energie kwijt.
Hendriks legde zijn ‘klachten’ vorig jaar juni neer bij zijn begeleider. “Na wat brainstormen kwamen we op het idee om kleine bloemenflesjes voor steekwerk te vullen met vermiculiet met poppen. In eerste instantie verdeelden we zelf de inhoud van een fles over 50 kleine flesjes. Er moest alleen wel een dopje op met een groter gaatje dan normaal, waar geen water in of uit kan, maar waar de volwassen galmuggen wel uit kunnen kruipen. We laten deze aangepast dopjes nu maken”, vertelt Kerklaan.
“Normaal kwamen de poppen allemaal tegelijk uit. In zo’n klein buisje zou het dringen zijn om met zijn allen door het kleine gaatje naar buiten te gaan. We hebben nu een kweekmethode ontwikkeld waarbij de poppen gelijkmatiger uitkomen als ze in de kas worden uitgezet. Een soort traffic control. Ze komen gedurende een periode van twee tot vijf dagen uit. Ze paren al in het buisje en gaan dan bevrucht en wel op pad om eitjes te leggen in bladluizenkolonies.”
Op maat inzetten
Het huidige product – de Agriprotect Spike – bevat rond de veertig poppen en heeft volgens de leverancier een rendement van 100%. Bunnik Plants had als voorloper het voordeel om het product het eerst te kunnen gebruiken, omdat zij praktijkonderzoekslocatie waren. Hendriks is tevreden. Uit de onderzoeken op zijn locatie blijkt dat het resultaat van uitgekomen poppen 100% is. Voor hem is het ook het gemak van werken. “We kunnen nu per tafel een of meer spikes met galmuggen in de pot prikken. Zij bewegen dan met de tafels met potten mee door de kas.”
Hendriks denkt overigens verder dan alleen het inzetten van natuurlijke vijanden. “Ik geloof ook in de kracht van weerbaar telen. Daarvoor gebruiken we het NatuGro-systeem van Koppert. Wanneer je een goede balans hebt in de pot, heb je bovengronds eveneens een goede balans. Het is net als met het menselijk lichaam: gezonde mensen zijn minder vatbaar voor ziekten.”
Inmiddels werkt het hele bedrijf met de nieuwe toepassing. Locatie 4 was de voortrekker bij deze nieuwe ontwikkeling. Door het telersoverleg tussen de locaties worden problemen snel opgepakt en opgelost. “We moeten de marketingslag naar de klanten nog maken. We hebben veel contact met consumenten en moeten nu nog laten zien dat er geen gewasbeschermingsmiddelen meer op zitten, maar dat ze wel af en toe een geparasiteerde luis kunnen vinden.”
Toekomst
De toeleverancier heeft, naast de toepassing bij de potplanten bij Bunnik, nog een breed scala aan toepassingen in producten in zowel de sierteelt als bloementeelt. Samen met de telers denkt Kerklaan verder aan mogelijkheden om ook andere natuurlijke vijanden op een vergelijkbare wijze te gaan inzetten. Vanaf eind april zet Bunnik Plants tevens spikes met Eretmocerus uit tegen wittevlieg.
Kerklaan gelooft erin dat de ‘microbiologie’ in verhouding steeds belangrijker wordt. “Macrobiologie – de natuurlijke vijanden – blijft bestaan. Schimmels, bacteriën, virussen en aaltjes die de plaaginsecten doden of verzwakken, zijn in opkomst. We werken aan methoden om deze preparaten gemakkelijker te verspreiden. Denk aan een systeem waarbij natuurlijke vijanden niet alleen zelf hun werk doen, maar tegelijk de biologische gewasbeschermers verspreiden.”
Tekst en beeld: Marleen Arkesteijn