Nieuwbouwplannen moeten altijd een vorm van flexibiliteit hebben, zodat ze zo nodig aan te passen zijn aan veranderende omstandigheden. Het CO2-plan van Combivliet uit Middenmeer is daar een mooi voorbeeld van. “Je begint met een plan, maar je moet het zo vormgeven, dat er altijd wat in te passen is”, stelt mede-eigenaar Roy van Vliet.

Zeven van de acht kassen zijn inmiddels gebouwd op het 125 ha stuk land. Het eindplaatje is dus nog niet helemaal af. Sterker nog, tomatenteler Roy van Vliet verwacht dat het uiteindelijke resultaat wederom zal afwijken van de huidige tekening die nu in de vergaderkamer hangt. Deze plattegrond is al meerdere malen vervangen voor een nieuwe versie, vertelt hij. “We tekenen en denken vooruit, maar altijd rekening houdend met het feit dat dingen kunnen veranderen. Je moet ook wel als tuinder. Kijk alleen al naar het energieverhaal: De economie bepaalt de prijzen voor gas en elektra, de politiek probeert ook haar invloed uit te oefenen. Dus als glastuinbouwbedrijf moeten we kunnen inspelen op mogelijke veranderingen.”

Fase voor fase groeien

Het CO2-plan van het bedrijf is daar een goed voorbeeld van. Ook dat plan heeft de afgelopen jaren de nodige veranderingen gekend. In 2010 kocht Combivliet 125 ha grond op Agriport A7. Voor het bedrijf dat van oorsprong uit het Westland komt en een tweede locatie heeft in Zeeland, was dat een kans. “We wilden uitbreiden en alles onder brengen op één locatie. Dit gebied was in ontwikkeling en hier lonkten zeeën van ruimte. Dat hadden we in het Westland gewoonweg niet”, vertelt Van Vliet. “We hebben een eindplaatje opgesteld hoe we het wilden hebben en vanuit dat plan zijn we in stukjes gaan bouwen, zodat we fase voor fase konden groeien.”
In het originele plan was opgenomen dat de helft van de teelt belicht zou zijn en de andere helft onbelicht. In totaal zestien WKK’s zouden de acht kassen van het bedrijf gaan voorzien van CO2, twee voor elke kas. Er zouden vier energiecentra gebouwd worden, gespiegeld tegenover elkaar geplaatst. “Toentertijd waren WKK’s de meest logische keuze als het ging om CO2-voorziening”, gaat hij verder. “Dat was economisch gezien het meest interessant, dus we hebben ons daar op gefocust.”
Het plan om met eigen WKK’s de kassen te voorzien van warmte, elektra en CO2 kon onder andere vanwege regelgeving nog voor de bouw van de eerste fase al de prullenbak in. “Vandaag de dag hebben we nog steeds geen eigen WKK’s, Ze staan wel op het bedrijf, maar we betalen alleen voor de warmte die we afnemen.”

Veranderingen van buitenaf

Het CO2-plan werd na de bouw van de eerste kas al aangepast. “De eerste kas bouwden we met belichting. In de tweede kas zouden we niet belichten, maar gezien de marktomstandigheden besloten we de tweede kas ook te belichten. Uiteindelijk hebben we alle zeven kassen belicht gebouwd.”
Ondertussen ontwikkelde het gebied zich ook. “Toen de eerste telers zich hier vestigden was er totaal geen infrastructuur,”, vertelt Van Vliet. “Pas toen de lokale netbeheerder ECW het gebied begon te ontwikkelen, ontstonden er alternatieve mogelijkheden om over de CO2-voorziening na te denken.”
Er kwam een collectieve biomassacentrale en geothermie werd aangelegd. Daarmee ontstond de grootste wijziging in het CO2-plan. Momenteel nemen biomassa en aardwarmte, die beide door eenzelfde pijp het bedrijf binnenkomen, 10% van de warmtevraag voor hun rekening. “Rond 2017 leek het erop dat de politiek de gaskraan zou gaan dichtdraaien, dus werd aardwarmte voor ons interessant. Hoewel ik had uitgerekend dat het pas op de lange termijn economisch rendabel zou worden, wilde ik er toch in investeren. Op een gegeven moment zou de warmte- en CO2-levering met WKK’s van externe leveranciers toch minder interessant worden, omdat energieprijzen zouden stijgen en er extra belasting op gas zou komen.”

Snelle veranderingen

De biomassacentrale bleek ook een goed alternatief. “Het maakt ons flexibeler. Deze centrale draait van oktober tot april, als het in de winter te koud is, kunnen we altijd nog bijstoken met onze ketel. Ook stimuleerde de politiek toentertijd dit alternatief door er subsidieregelingen voor open te stellen. Nu het door de publieke opinie een controversieel alternatief is geworden, is het nog maar de vraag hoe rendabel dit wordt. De laatste jaren zijn WKK’s juist weer interessanter onder invloed van de lage energieprijzen, dus misschien moeten we weer meer richting WKK’s denken. Zo zie je dat in een paar jaar dingen snel kunnen veranderen en daar moet je als bedrijf op kunnen inspelen.”

Werken met vaste partners

Concreet zorgde die wijziging ervoor dat het energiecentrum niet gespiegeld werd, maar dat het eerste energiecentrum uitgebreid zou worden om warmtewisselaars te kunnen huisvesten. Voor leverancier Van Dijk Heating betekende dat ook een ommezwaai. “In eerste instantie konden we de kassen of op 50 of op 100 procent CO2 doseren”, vertelt Hans Harting. “Maar de plannen wijzigden: in de nog te bouwen kassen wilde de teler op 33, 66 en 100 procent kunnen doseren. Daarom moesten we de bestaande kassen ook aanpassen. Dus we hebben de ventilatoren van 22 kW vervangen voor 11 kW, waarbij we de 22 kW ventilatoren in de nieuwbouw konden gebruiken. We hebben schakelkasten omgebouwd en CO2- sets gewisseld. Uiteindelijk is 75 procent van het geplande aantal WKK’s geïnstalleerd. Het was een hele verschuiving, maar omdat je elkaar en het bedrijf vanaf het eerste uur kent, zijn er korte lijnen en versta je elkaar.”
Van Vliet beaamt dat: “Dit is een reden waarom we werken met vaste leveranciers. “Als wij ons geld willen verdienen met tomatenteelt, dan hebben we goede spullen en vaste leveranciers nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor onze warmteleverancier als ook voor Van Dijk Heating. We kennen elkaar al jaren. Zij kennen de situatie op ons bedrijf, waardoor ze beter in staat zijn een oplossing aan te dragen.”

Niet afhankelijk van een bron

Afgelopen jaar zijn er nog twee WKK’s bijgekomen. “Gezien de gasprijzen, is dit ook nog voor de komende tien jaar een wijze keuze”, gokt Van Vliet. “De afgelopen jaren is deze techniek toch weer interessanter geworden. Zolang de gasprijzen laag zijn, zijn de alternatieve vormen van energieopwekking minder interessant.” Toch wil hij niet meer terug naar het oorspronkelijke plan: alleen maar WKK’s om aan de warmtevraag te voldoen. “Ik denk dat de mix goed is. Als bedrijf wil je in deze tijden niet meer volledig afhankelijk zijn van één bron.”
Voor de laatste kas bestaat er nog geen vast plan. In de zevende kas experimenteert de teler nu voor het tweede jaar op rij met LED-belichting. Een proefvak is voor 50% met SON-T en 50% LED’s uitgerust. “Op die manier leren we gaandeweg en kunnen we onze plannen aanpassen aan opgedane kennis. Ook wat betreft CO2: Je begint met een plan, maar je moet het altijd zo vormgeven, dat er altijd wat in te passen is. Je wilt groeien naar een zo’n optimaal mogelijk plaatje. Dat kan alleen wanneer je je flexibel opstelt en plannen bijstuurt.”

Tekst en beeld: Marjolein van Woerkom