Begin tachtiger jaren, het wilde niet groeien, geen idee waarom niet, tot we opeens een minuscuul klein dingetje zagen wriemelen, niet één, maar tientallen. Bekeek je ze onder een microscoop, dan zag je dat ze allemaal met een zonnebril op en een surfplank onder hun arm liepen. Langzaam drong het tot me door, onze planten werden massaal opgevreten door de Californische trips. Voor ons was het een nieuwe engerd, opeens in onze kassen zonder dat we ook maar in Californië waren geweest.

Tot aan dat moment hadden we enkel last van de varenrouwmug. En zelfs dat beeldden we onszelf in want de toenmalige tuinbouwvoorlichting, de DLV, verkondigde destijds dat dit nu juist een compleet onschadelijk beestje was. Eigenlijk waren we een stel idioten dat we dat insect bestreden.

Maar wie de trips ook Europa had binnengehaald, hij wordt bedankt, onze intensiteit van bestrijden vertienvoudigde. We moesten opeens enge middelen, maskers en pakken kopen en liepen nu regelmatig te spuiten. Bij buren vond de overijverige Plantenziektenkundige Dienst zelfs een variant die ze nog enger vonden, de Thrips Palmi. In de praktijk bleek de ‘melon thrips’ zoals hij ook genoemd werd goed te bestrijden, maar met grote wijsheid besloot onze overheid dat deze ‘ramp’ met wortel en tak moest worden uitgeroeid. Dit leidde via een eindeloze stoet vrachtwagens waarin de volledige plantopstand werd afgevoerd en vernietigd tot een jarenlange en niet te winnen strijd. De overheid wil en krijgt uiteindelijk altijd gelijk. Als ze die niet krijgt, dan wijzigt ze gewoon de wet. De ondernemer blijft achter met een lege kas en lege kassen.

Deze hobby herhalen ze sindsdien met enige regelmaat als iets wordt aangetroffen waarvoor ze erg bang zijn. Dan komen er eerst een paar weken enge lui in witte pakken en daarna volgt de vernietiging. Opmerkelijk is dan weer het gebrek aan daadkracht in andere gevallen. De tijgermug bijvoorbeeld, is dermate lang met fluwelen handschoenen gekieteld dat hij vrijwel inheems is en ons ondertussen redelijk ongehinderd opzadelt met knokkelkoorts. De wetsdienaren komen dan niet veel verder dan de oproep ‘de mug te meppen en geplet te bewaren voor onderzoek’.

Nog gekker ging het met de eerder beschreven ‘Amerikaanse rivierkreeft’. Woke Nederland was zo druk met hun ‘natuur’ en het wegpesten van ‘de veeteelt’ dat niemand ook maar dacht aan de schadelijkheid van deze exoot en ze vergat de werkelijke oorzaak van dode sloten te vernietigen. De heilige ‘wetenschap’ heeft de consensus ondersteund dat de boeren en fossiel ‘het grote kwaad’ zijn en ziet door die balk in haar oog echt niet meer wat er werkelijk speelt.

De jager mag de vos, kraai en andere predatoren niet bejagen, de katten vreten met hen de jonge weidevogels op en ‘de boer’ krijgt de schuld dat ‘de natuur’ achteruit holt. Het overschot aan ganzen schieten we niet af, maar we huren verzekeringsexperts in en vergoeden een deel van de schade. Dat noemden we in vervlogen jaren ‘dweilen met de kraan open’ en dat vonden we destijds niet zo handig.
Nu lijkt het eerder regel dan uitzondering.

Hans de Vries (was vroeger potplantenteler)
Hans@FrogsFarms.com