De belangstelling voor Het Nieuwe Telen is onverminderd groot. Ondanks de coronacrisis blijven basiscursussen doorgaan en sommige vervolggroepen sparren al zes jaar met elkaar. De reden: “Het is geen recept, maar een manier van denken, die je steeds kunt aanscherpen.”

In Mexico kreeg een student zonder teeltervaring de kans zich te meten met een ervaren teler. Ze werkten beiden met een tomatengewas in proefkassen. De student op basis van een teeltplan en plantbalansen; de ervaren teler zette zijn jarenlange vakmanschap in. Uitslag van de competitie? De student haalde 15% meer productie, gebruikte de helft minder gewasbeschermingsmiddelen en minder water, nutriënten en gas.

Diepe buiging

Dichter bij huis: de Autonomous Greenhouse Challenge in Bleiswijk. “Een ploeg jonge Wageningse afgestudeerden zonder teeltervaring realiseerde dezelfde productie als ervaren telers, tegen veel lagere kosten. Ze hielden totaal andere temperatuurregimes en raamstanden aan dan gebruikelijk. “Dan krab je je als telers en onderzoekers toch achter de oren. Ik maak daar een diepe buiging voor. Deze voorbeelden laten zien hoezeer traditionele gewoontes belemmerend kunnen werken en hoeveel er mogelijk is als je die loslaat en gaat werken op basis van een vooropgezet plan.”
Teeltadviseur Peter Geelen is zeer gepassioneerd als het over vernieuwingen in de teelt gaat. Of je het nu Het Nieuwe Telen, Plantempowerment of autonoom telen noemt. Het principe is in feite allemaal hetzelfde: maak een gedegen plan om licht maximaal om te zetten in productie en kwaliteit. Hou je aan dat plan en monitor op basis van objectieve data.

Voortdurend bijstellen

“Een teler houdt ervan om aan de knoppen te draaien. Vruchtgroentetelers kijken meerdere keren per dag naar de kop van de plant en gaan dan iets bijstellen. Dan haal je de plant steeds uit balans. Bovendien reageer je op het verleden. Dat is een groot verschil met een autonoom sturend systeem. Dat bepaalt een temperatuur bij een bepaalde lichtsom en houdt zich daaraan. Dan groeit de plant naar een evenwicht”, vertelt hij.
Geelen heeft samen met Jan Voogt en Peter van Weel honderden telers de basis van Het Nieuwe Telen bijgebracht. Dat wil zeggen: meer varen op plantenfysiologie en natuurkunde, en minder op ‘groene vingers’.

Grote stappen vooruit maken

Nu is het tijd voor een volgende stap. De groentetelers die hij begeleidt, gaan vooraf een teeltplan maken: aantal kilo’s, vruchtgewicht, totaal aantal vruchten. Daaruit volgt het aantal stengels, trossen en vruchten per tros. “In eerste instantie gaan ze gewoon telen en spiegelen zich aan het plan. In tweede instantie moet dat voldoende vertrouwen geven om bijvoorbeeld de stengeldichtheid te veranderen en een hogere temperatuur aanhouden door minder te luchten”, vertelt hij.
In alle teelten zijn nog grote stappen vooruit te maken, is zijn overtuiging. Dat vergt loslaten van vaste gewoonten en overtuigingen. “Een ervaren vruchtgroenteteler hanteert voor zichzelf een vaste blauwdruk: een plantdatum, aantal stengels. Daaruit volgt een bepaalde plantbelasting en die stuurt de maximumtemperatuur. Vervolgens bijsturen op grond van wat hij ziet aan het gewas Dat is vertrouwd, de comfort zone. Men heeft veel moeite om van bijvoorbeeld die maximumtemperatuur af te stappen”, ziet hij.

Sierteelt

Ook in de sierteelt zijn grote stappen vooruit te zetten. “Bij potplanten blijft de uitdaging om meer licht toe te laten. Zowel in proeven als in de praktijk is gebleken: als je het vocht op peil kunt houden, is meer licht mogelijk”, zegt hij.
Bij snijbloemen moet de kennis nog groeien om tot een betere teeltbeheersing te komen. “Het teeltproces bij snijbloemen is nog grotendeels een black box. Je kunt wel gegevens achteraf registreren, bijvoorbeeld het aantal geoogste stelen, maar hoe het proces verloopt, is slecht in beeld.”
Visiontechnieken kunnen meer inzicht geven, zoals een student toegepaste wiskunde al laat zien in de gerberateelt. Je kunt daarmee het aantal bloemen per m² monitoren en antwoord vinden op vragen als: hoe lang is de uitgroeiduur? Hoe lang duurt het van knippen tot knop? Van knop tot uitrijping? Hoe vertaal je het aantal bloemen/m² naar sinkgrootte? “Inzicht in die vragen maakt het beter mogelijk de etmaaltemperatuur te relateren aan de lichtsom en zo de assimilatenbalans over 24 uur in te vullen. Bij de vruchtgroenten zijn gewasregistraties al heel gebruikelijk.”

Denken in balansen

Belangrijk in zijn visie is het denken in balansen: energiebalans, waterbalans en assimilatenbalans. De eerste twee zijn met metingen te onderbouwen. De inschatting van de assimilatenbalans is ingewikkelder. Het gaat daarbij om source (de productie van suikers) en sink (alle organen die suikers vragen). Beide zijn niet direct te meten. De sinkgrootte is wel in te schatten aan de hand van de plantbelasting of het aantal bloemen/planten per m².
“Om de productie en vraag naar assimilaten in balans te houden, doen we drie dingen. Op de langere termijn bepaal je de verhouding tussen lichtsom en plantbelasting, of aantal bloemen/planten. Per dag passen we de etmaaltemperatuur aan op de lichtsom. Verder brengen we op vijf-minutenbasis licht, vocht, temperatuur en CO2 met elkaar in balans. Dit is een set simpele tools om de assimilatenbalans te sturen zonder ingewikkelde groeimodellen”, geeft hij aan.

Demoproject nodig

Het Nieuwe Telen heeft het denken over ingewikkelde temperatuurregimes over de dag heen volledig veranderd. Dat geldt ook voor Geelen zelf; hij is de loop van de tijd heel anders gaan adviseren. Een voorbeeld is de forse voornachtverlaging, met als doel om assimilaten beter naar de nog warme vruchten te sturen. “Dat werkt zo niet. WUR-onderzoeker Arie de Gelder heeft al in 2010 laten zien dat de theorieën achter de voornachtverlaging en de ochtenddip niet kloppen. Toch zie je dat mensen moeite hebben om dat los te laten.”
Geelen zou graag zien dat het tuinbouwonderzoek meer aandacht besteedt aan een geïntegreerde teeltstrategie. “Er is veel onderzoek gedaan naar afzonderlijke puzzelstukjes. Nu is het tijd om de totaliteit in elkaar te zetten. Het onderzoek zou meer moed moeten hebben om flink af te wijken van wat in de praktijk gangbaar is. We hebben eigenlijk een degelijk demoproject HNT nodig op een praktijkbedrijf, waarbij je een afdeling stuurt volgens een vooraf bepaalde strategie en die goed monitort en vergelijkt met de rest van het bedrijf.”

Ruimte voor innovatie

Tot slot nog een belangrijk punt: de cultuur in de tuinbouw. Voortdurende kennisuitwisseling heeft de sector groot gemaakt, maar voor nieuwe stappen is wel een open mind nodig. Dat geldt voor iedereen: telers, voorlichters, onderzoekers en toeleveranciers. “Samenwerking is cruciaal om met zijn allen vooruit te komen. Geef elkaar de ruimte om iets totaal afwijkends te doen; om nieuwe mogelijkheden te verkennen. Je hebt in het verleden gezien dat telers die veel meer gingen schermen, de hele studieclub over zich heen kregen. Als er dan iets misging, lag dat natuurlijk aan het schermen. Nu zie je dat bijna iedereen meer is gaan schermen”, haalt hij in herinnering.
“Ik wil iedereen aanmoedigen te durven en doen. En als je zelf op voorzichtig wilt spelen, ontmoedig collega’s dan niet. Ik heb het geluk gehad om te kunnen samenwerken met telers die de moed hebben voortdurend nieuwe dingen uit te proberen. We staan op een kruispunt in de tuinbouw. We verzamelen steeds meer data, maar die krijgen pas waarde als je er zelf betekenis aan geeft. Jonge onbevangen professionals wijzen ons de weg; zie de ervaring met autonoom telen. Dat moet toch nieuwsgiering maken naar heel nieuwe mogelijkheden”, besluit hij.

Tekst: Tijs Kierkels, beeld: Fotostudio G.J. Vlekke